Nepal gaat maoïsten weer te lijf
De Nepalese regering is van plan om de maoïstische verzetsstrijders opnieuw de duimschroeven aan te draaien. Ze gaat alle veiligheidsdiensten bundelen onder één militair commando. Critici zien hierin een beweging naar een rechtse dictatuur.
Het gewapend conflict dat sinds 1996 woedt in Nepal en dat al duizenden doden geëist heeft, dreigt in een nieuwe stroomversnelling terecht te komen. Een halfjaar geleden zag de situatie er nochtans even hoopvol uit. Een door de koning aangestelde regering bereikte een wapenstilstand met de maoïstische tegenstanders. Het akkoord hield geen stand. Sinds augustus knallen de geweren opnieuw en zijn er reeds 900 mensen gedood, waaronder ongeveer 700 maoïsten. De regering kondigt nu een nog krachtdadiger militair optreden aan.
Naar aanleiding van een hernieuwde golf van aanslagen door de rebellen heeft de regering besloten alle veiligheidsdiensten te bundelen en onder een centraal legercommando te stellen. Verder overweegt de regering vrijwilligerscommando’s te vormen. Die zouden samengesteld worden uit dorpsjongeren die van het leger training krijgen in antiterreurtactieken om hun dorp te vrijwaren voor aanslagen door guerrillastrijders.
Critici vrezen dat dit enkel tot een nieuwe escalatie van geweld zal leiden. „Ik hoop dat de regering er zich goed van bewust is dat een militaire ingreep de crisis niet zal oplossen. Enkel een politieke oplossing kan tot stabiliteit leiden”, aldus Narayan Wagle, hoofdredacteur van de invloedrijke krant Kantipur.
De regering is niet helemaal doof voor dat argument. De maoïsten grepen naar de wapens als reactie op een beleid dat weinig sociaal bewogen was en dat niets ondernam tegen de marginalisering van arme bevolkingsgroepen. Premier Surya Bahadur Thapa heeft aangekondigd dat de regering ook een aantal maatregelen zal invoeren om scholing, gezondheidszorg en openbare ambten toegankelijk te maken voor de laagste klasse van ”onaanraakbaren” en voor achtergestelde etnische groepen.
Maar het gewapend conflict in Nepal situeert zich tegen de achtergrond van een traditionele klassenmaatschappij die maar langzaam plaats wil maken voor een samenleving op grond van persoonlijke verdienste. Deze context vraagt volgens kritische waarnemers en oppositieleiders om grondige hervormingen waarbij alle segmenten van de bevolking betrokken moeten worden. De huidige regering heeft daar weinig oren naar.
Het parlement werd ontbonden in mei 2002 en de verkozen regering werd in het najaar van 2002 door de koning naar huis gestuurd en vervangen door een rechtstreeks door hem aangestelde ministerraad. Voor haar gesprekken met de maoïsten vindt de regering de inbreng van andere partijen niet noodzakelijk.
Girija Prasad Koirala, leider van de Nepalese Congrespartij, de grootste oppositiepartij, ziet de nieuwste ontwikkeling in de aanpak van het conflict met lede ogen aan. „Dit is een stap naar een snelle militarisering van het land. De koning en zijn regering wenden het toenemende maoïstische verzet aan om van dit land een rechtse dictatuur te maken”, aldus Koirala.