”Inleiding in de filosofie” pleit voor een open blik
De Duitse filosoof Karl Jaspers (1883-1969) was een veelzijdig mens, bekwaam in meerdere wetenschapsgebieden. Ook theologie speelt in veel van zijn werk een belangrijke rol.
Jaspers begon zijn opleiding als rechtenstudent, maar stapte al snel over naar geneeskunde. Hij behaalde zijn doctoraat en stapte toen over naar de psychologie, waarin hij nogmaals promoveerde, ditmaal aan de filosofische faculteit van de universiteit van Heidelberg. Daar werd hij aangesteld als hoogleraar in de filosofie.
Naast al deze disciplines speelt in veel van zijn werk ook theologie een belangrijke rol. Na de Tweede Wereldoorlog was Jaspers belangrijk in de wederopbouw en hervorming van de Duitse academische wereld, met name (de filosofiefaculteit van) de universiteit van Heidelberg. Hij was namelijk in 1937 door de nazi’s van de universiteit verwijderd en dus voor de geallieerden een geschikte en onverdachte academicus en politicus.
Jaspers’ werk laat (onder meer) een grote invloed zien van de Deense theoloog en filosoof Kierkegaard. Voor beiden was filosofie een halszaak op het scherp van de snede; een zeer gepassioneerde en geëngageerde activiteit, waarmee de mens zijn plaats kan vinden ten opzichte van de ander, de wereld en God. Men zou kunnen stellen dat in het existentialisme deze urgentie is overgenomen en dat daarin de integriteit en de authenticiteit van de mens als levend subject al besloten liggen. Individuele ervaringen en beslissingen zijn daarom doorslaggevend.
In deze zin mogen we ook Jaspers een existentialist noemen. Zelf noemde hij zich bij voorkeur een existentiefilosoof, terwijl de term existentialisme eigenlijk gereserveerd is voor de Franse tak van deze filosofische boom. Hoe dan ook gaat filosoferen voor hem over de kern van onze existentie: filosofie is wat de mens onderscheidt van al het andere leven en hem tot mens maakt.
”Inleiding in de filosofie” was oorspronkelijk niet bedoeld als zelfstandig uit te geven werk, maar als een serie van twaalf radiotoespraken. Volgens de flaptekst beantwoordt Jaspers in het werk de vraag ”Wat is filosofie?” „op een volstrekt eigen, zeer begrijpelijke en toch nooit populariserende wijze.” Deze kwalificatie gaat in zoverre op dat hij inderdaad niet zoekt naar bijval of andere populariteit en dat hij op een zeer eigen wijze te werk gaat. Op dat „zeer begrijpelijke” is mijns inziens nog wel wat af te dingen.
Dat Jaspers eigen wegen bewandelt, kan de lezer nogal op het verkeerde been zetten. Bij een inleiding in de filosofie was ik althans gewend een vogelvlucht langs een aantal grote (de grootste?) filosofen, stromingen en gedachten te krijgen. De naam Plato valt weliswaar, Nietzsche wordt genoemd en Kant krijgt enige aandacht, maar van een historisch overzicht of een uiteenzetting over samenhang of verschillen tussen denkers en denkrichtingen is geen sprake. Dat is niet erg, maar wel verrassend.
Jaspers pakt het anders aan. Hij stelt twaalf thema’s centraal en probeert duidelijk te maken hoe die met elkaar samenhangen. ”Wat is filosofie?” en ”De oorsprong van de filosofie” komen daar weliswaar bij voor, maar thema’s zoals ”het godsbegrip” ”de mens”, diens ”vrijheid” en ”filosofische levenswijze” geven een beter beeld van de inhoud van dit boek.
Wat betekent het om te filosoferen? Hoe doe je dat en wat betekent het voor het dagelijks leven? Hoe verhoudt de filosofie zich tot God en wat kunnen we eigenlijk van de Eeuwige weten? Voor Jaspers is de filosofische levenshouding de kern van het mens-zijn. Die houding staat het niet toe om af te gaan op dichtgemetselde wereldbeelden of dogmatisch weten. De mens moet de wereld ook niet doorgronden, daarvoor schiet hij tekort, maar hij moet altijd willen weten, bereid zijn alles in twijfel te trekken om waarheid van waan te kunnen scheiden. De opdracht is voortdurend te zoeken naar ”het omvattende”: „Het zoeken naar de waarheid, niet het bezit van de waarheid is de kern van de filosofie.” Zich tevreden stellen met wat anderen in leerstellingen of dogma’s over de wereld, het leven of God zeggen, is weigeren zelf te denken en verloochening van het mens-zijn.
Via de filosofie, stelt Jaspers, komen we ook nooit tot algemeen aanvaard weten. Zodra we kunnen bewijzen dat iets klopt, spreken we van wetenschap. Daarin zijn we sinds de oudheid ook enorm veel verder gekomen, maar wie zou willen beweren dat we in het filosoferen nu bekwamer zijn dan Plato was? We zijn „misschien nog nauwelijks zo ver dat we hem weer kunnen volgen”, zegt Jaspers daarover.
We moeten van de filosofie ook helemaal geen algemeen aanvaardbare antwoorden verwachten, want filosofie draait juist om het vragen en dat op een uiterst persoonlijke manier. Ieder mens moet vanuit zijn persoonlijke ervaringen gaan vragen naar het ”omvattende”. Dat wat niet aan verandering onderhevig is, maar dat ons steeds net ontsnapt, de grond en het kader van ons bestaan, zo groot dat we het nooit bevatten kunnen.
Zoals gezegd werkt Jaspers deze, volgens hem zo verheven, opdracht tot filosoferen uit in verschillende thema’s en besteedt daarbij aandacht aan oog krijgen voor de werkelijkheid en aan vat krijgen op de werkelijkheid door filosofisch te leven, met een open houding. Dit moet dan leiden tot dialoog, er moet communicatie zijn, het zoeken moet een gemeenschappelijk zoeken worden, zonder dat we tot overeenstemming of vastlegging moeten komen. Al deze idealen en bespiegelingen monden uit in de consequenties die de filosofische levenshouding voor het dagelijks leven zou moeten hebben.
Ook al is ”Inleiding in de filosofie” dus niet altijd „zeer begrijpelijk”, de indeling in twaalf korte hoofdstukken maakt het zeer leesbaar en prima behapbaar. Misschien wel de grootste verdienste van dit boekje is het onvoorwaardelijke vertrouwen in en het aanstekelijke enthousiasme voor de filosofie. Het is een pleidooi voor een open blik, voor leergierigheid en gretig zoeken naar waarheid. En op die manier leidt Jaspers zijn lezers als het ware aan de hand de rijke wereld van het filosoferen in.
Inleiding in de filosofie; Karl Jaspers; (vert. Mark Wildschut); uitg. Vantilt, Nijmegen, 2013; ISBN 978 94 6004 131 0; 127 blz.; € 15,-.