Prof. Van de Beek over gemeentezijn in de praktijk
Prof. dr. A. van de Beek is een ijverig publicist. Van hem verscheen onlangs ”Gemeente van Christus”, een praktische toespitsing bij zijn lijvige studie over de kerk.
Het is een goed leesbaar boekje geworden waarin de auteur de dingen deelt die hem na het hart liggen. Het gaat dan over kernthema’s zoals het geheim van de gemeente, de nadruk op de verkondiging, de christelijke doop, het avondmaal en het ambt.
We herkennen de schrijver aan zijn pittige stijl: hij schroomt niet om de dingen bij de naam te noemen, te prikkelen en tegendraadse opmerkingen te maken. Onomwonden presenteert hij zijn inzichten, bijvoorbeeld dat Gods rijk niet binnen aardse structuren past. Linkse en rechtse christenen die veel ‘moeten’ vallen derhalve onder de felle kritiek dat zij het onderscheid tussen Gods werk en mensenwerk niet verstaan.
Treffend genoeg heeft dit implicaties voor de voorbede. Als deze aan het einde van de dienst wordt geplaatst, gaat hij functioneren als een soort aanloopje naar onze taak in de wereld. Daartegenover pleit de auteur ervoor dat de voorbede vóór de prediking gestalte krijgt, om tot uitdrukking te brengen dat we in verbondenheid met elkaar onder het Woord staan.
Het is voor Van de Beek geen vraag of de kerk bestaat bij gratie van het Woord. Het gaat in de prediking niet om gevoelens van mensen, maar om ‘informatie’ over Christus. Hij pleit derhalve –in navolging van de Vroege Kerk– voor een christologische exegese van het Oude Testament. Dit brengt ook met zich mee dat we het Oude Testament niet een-op-een naar onze situatie kunnen overbrengen. In dit verband bepleit hij ook om als gezinnen de Bijbel te bestuderen. Er is helemaal niets mis mee als we ons moeite moeten getroosten om de strekking van de Bijbeltekst ons eigen te maken.
Van de Beek verzet zich tegen elke scheiding tussen doop en wedergeboorte. Hij vindt baptisten nog consequenter dan ultragereformeerden die doop en wedergeboorte helemaal uit elkaar hebben getrokken, en hij verdedigt de volstrekte objectiviteit van de doop. Ik vraag mij af of het goed is om het woord ”objectief” hier te gebruiken, omdat er zo een stuk geheimenis verdwijnt. Dat blijkt ook als hij gedoopten die van de kerk zijn losgeweekt, weer terug wil brengen aan de avondmaalstafel. Volgens mij is dat allemaal te kort door de bocht.
Omdat Van de Beek de sacramenten los wil maken van elke subjectiviteit, verdedigt hij ook dat kinderen aan het avondmaal deelnemen. Hij onderstreept dat met sprekende beelden uit het gezinsleven. Ook hier vraag ik mij af of zijn prikkelende benadering niet doorslaat in een rechtlijnigheid die geen recht doet aan alle noties in de Schrift. Wat ik wel een heel mooie opmerking over het avondmaal vond, is dat dit de eigenlijke maaltijd is, en dat onze maaltijden thuis een teken zijn van het kerkelijke avondmaal.
Uiteraard schrijft de emeritus hoogleraar ook over het aangelegen punt van het ambt. Hij bespreekt de onzekerheid rond het ambt en de uitstraling van vermoeide ambtsdragers. Hij omschrijft het ambt als een kwaliteitsbewaking bij de inhoud van het geloof. Daar is studie voor nodig. In dit verband maakt hij de opmerking dat catechese de hoogste prioriteit en kwaliteit vraagt, waarvan akte. Ook wordt de vorming van ouderlingen in dit kader onder de aandacht gebracht.
Al met al is ”Gemeente van Christus” een direct boekje geworden dat tegenwicht biedt tegen subjectivering en evangelicalisme, terwijl een gereformeerd mens graag meer had gezien van het geheimenis van de Heilige Geest. Zo roept Van de Beek ook weer tegenspraak op, maar dat wist hij al.
noot (redactie): een extra schets (over de rol van de classis) is te downloaden via de website van uitgeverij Meinema.
Gemeente van Christus. Schetsen voor de praktijk, A. van de Beek; uitg. Meinema, Zoetermeer, 2013, ISBN 978 90 211 4343 9; 126 blz.; € 12,50.