Kabinet vervolgt hordenloop na zomerreces
De ministers van Rutte II komen volgende week voor het eerst na het zomerreces weer in vergadering bijeen. Forse uitdagingen wachten behalve Rutte als minister-president vooral de bewindslieden Dijsselbloem en Asscher van de PvdA en Schippers en Opstelten van de VVD. Een overzicht.
Retoriek kan hem niet redden, daadkracht wel
Mocht premier Rutte de beelden nog eens terugzien uit april, waarin hij burgers oproept om „in een poging de sombere prognoses van het CPB te verslaan” nu eindelijk eens „dat huis of die auto te kopen”, dan zal hij daarom lachen óf om huilen. Beide reacties geven echter uiting aan dezelfde wanhoop over het falen van het kabinet om het beroerde economische tij te keren.
De opmerkingen, gedaan terwijl de inkomens van huishoudens juist door lastenverzwaringen al vijf jaar op rij dalen, komen met stip binnen op de ranglijst van warrige premiersteksten en eindigen daar net boven of net onder die van Balkenende over de VOC-mentaliteit („Laten we blij zijn met elkaar! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken. Dynamiek!”).
De economie en het vertrouwen zijn sinds Ruttes uitspraken niet verbeterd, maar juist verder verslechterd. Wat wel oploopt, is de werkloosheid, evenals de rente die Nederland betaalt over zijn staatsschuld. De grote vraag is wat er hierdoor met het aanvankelijke optimisme van de premier is gebeurd. Heeft ook dát een knak gekregen?
Van zijn doelstelling om de belangrijkste wetten en hervormingen snel naar het parlement te sturen, is nog weinig terechtgekomen. Maar 2013 is nog niet voorbij. Het kán dat Rutte in de wirwar van akkoorden als enige nog wél het overzicht heeft, het hoofd koel houdt en de lijntjes naar de oppositie kort. En als de wetten behalve snel ín de Kamer ook snel dóór de beide Kamers komen, kan dit de maatschappelijk onrust, die Rutte eerst vergeefs trachtte te bezweren met retoriek, écht doen keren. Anders dreigt opnieuw een roemloos einde. Want hoewel het vooral PvdA-bewindslieden zijn die de komende weken op eieren lopen, is en blijft de VVD-premier de eindverantwoordelijke.
Volstrekt ontspannen, terwijl steun ontbreekt
„Ik ben volstrekt ontspannen over de begroting voor 2014”, stelde minister Dijsselbloem van Financiën eerder dit jaar tijdens een Kamerdebat. En daar heeft het inderdaad alle schijn van. Dijsselbloem is zelfs zó ontspannen dat hij zijn eerdere toezegging om de oppositie al in een vroeg stadium te betrekken bij de invulling van de 6 miljard euro aan extra bezuinigingen weer heeft ingetrokken. De oppositie zou in zijn ogen te verdeeld zijn om afspraken mee te maken „over een breed pakket” aan maatregelen.
Dat klinkt weliswaar maximaal ontspannen, maar is voor een minister met een minderheidspositie in de Senaat toch minimaal ook een béétje arrogant. Dat verwijt treft Dijsselbloem de laatste tijd vaker, niet alleen op sociale media, maar belangrijker: ook in de wandelgangen van de Kamer.
Anderzijds is de oppositie natuurlijk ook gewoon verdeeld. Zo wil het CDA geen lastenverzwaringen. Mag er van D66 niet bezuinigd worden op onderwijs. En zet de ChristenUnie een hek om de kinderregelingen. Terwijl daarin wat GroenLinks betreft –in ruil voor wat vergroening– best gesnoeid kan worden.
Te veel arrogantie is echter nooit goed. Zeker niet wanneer, behalve steun voor nieuwe bezuinigingen, ook steun voor al aangekondigde besparingen nog niet in kannen en kruiken is. Zo zijn de miljarden die het afknijpen van het fiscale pensioensparen het kabinet moet opleveren, nog onzeker. En dat geldt ook voor de ingeboekte opbrengst van het sociaal leenstelsel plús de crisisheffing die Financiën met terugwerkende kracht wil opleggen aan grootverdieners. De kans op gaten in de begroting, waarvan Dijsselbloem komende maand de nieuwste versie presenteert, is daarmee aanwezig. Een zekere nederigheid lijkt in die situatie meer op haar plaats.
Druk met veel, nu met digitale rechtspraak
„We gaan het gewoon doen.” „Ik kom daar in een brief nog op terug, dat zeg ik u bij dezen toe.” Ongetwijfeld weet justitieminister Opstelten ook na het zomerreces met gevatte oneliners ruimte te creëren in de Tweede Kamer voor het in zijn eigen tempo kunnen afwerken van zijn dossiers. Daartoe behoren zeker de wietpas en de overlast door drugsrunners, als onderdeel van het altijd lastige softdrugsdossier. De meest arbeidsintensieve klussen zijn echter de digitalisering van de rechtspraak en het doorvoeren van bezuinigingen bij de rechtspraak en het openbaar ministerie.
Zo worden als het aan de minister ligt alle processtukken vanaf 2016 digitaal uitgewisseld. Ook de handhaving door de politie op straat wordt op korte termijn gedigitaliseerd, waardoor de papieren bon verdwijnt. Vaststaat dat deze digitalisering een grondige voorbereiding behoeft. De Senaat, die eerder de landelijke invoering van een elektronisch patiëntendossier in de zorg tegenhield, zal niet schromen ook de digitalisering van gevoelige strafrechtdossiers te blokkeren als de privacy onvoldoende gewaarborgd is.
Het doelmatiger maken van de strafrechtsketen moet de staatskas vanaf 2017 structureel 60 miljoen euro opleveren. Voor Opstelten is het dan ook zaak de digitalisering tijdig af te ronden, omdat al vanaf 2016 op het budget van de rechtspraak wordt gekort. Die korting valt niet overal in goede aarde. Rechters mopperden dit voorjaar openlijk over de werkdruk en de bureaucratische afrekencultuur in hun gerecht.
Ook het openbaar ministerie is de klos. De parketten worden in 2018 met 9 procent (54 miljoen euro) gekort op hun budget. Aan Opstelten de taak om de magistraten ervan te overtuigen dat dat zonder al te veel bedrijfsongevallen kan.
Hardnekkige optimist moet met de pet rond
Als wethouder in Amsterdam stond Asscher als daadkrachtig te boek, maar in Den Haag dreigt hij dezelfde grijze kleur aan te nemen als veel van zijn collega’s in het kabinet. Politiek gezien presteerde de PvdA’er nog vrij weinig, terwijl de werkloosheid onder zijn bewind alleen maar verder stijgt. Dat moet pijn doen bij een minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Met het sluiten van een sociaal akkoord kreeg Asscher ook niet bepaald de makkelijkste taak mee. Moest hij eerst werkgevers en vakbonden achter één tekst zien te scharen, inmiddels leerde de Amsterdammer de Haagse levensles dat maatschappelijk draagvlak nog geen garantie biedt voor politieke steun. Het valt te hopen dat Asscher in zijn vorige job voldoende weerstand heeft opgebouwd tegen het „virus van cynisme” dat volgens hem rondwaart in Den Haag en „uiteindelijk alle kracht uit je lichaam zuigt”, zoals hij pas zei op een congres in Leeuwarden.
Vooral nu het CDA –de aanvankelijke droomgedoger voor de coalitie– duidelijk ”hard to get” speelt, ziet Asscher zich gedwongen met de pet rond te gaan bij andere partijen. De komende maanden moet blijken of hij daarin slaagt. Hoewel geen enkele partij het akkoord volledig omarmt, komt Asscher met deelakkoorden vast een eind.
Maar wat er ook gebeurt, één doel bereikte Asscher al wel: de FNV, tot voor kort vrij zieltogend, staat weer op de kaart. En dát is winst voor de PvdA, die in tegenstelling tot de VVD de vakbond niet ziet als tegenstander, maar juist als bondgenoot in de strijd voor een solidaire samenleving.
In Leeuwarden besloot Asscher zijn speech met de opmerking dat honderd sombermannen kunnen worden verslagen door één hardnekkige optimist. Nog altijd straalt de vicepremier uit die optimist te willen zijn.
Hervormen, versoberen: de sector moet het doen
„Ik ben zeer ingenomen met de bijzonder constructieve inzet die partijen getoond hebben.” Dat schreef zorgminister Schippers medio juli aan de Tweede Kamer, nadat onderhandelingen met ziekenhuizen, huisartsen en ggz-instellingen hadden geresulteerd in een bezuinigingsconvenant.
Niet alle voornemens uit het regeerakkoord vallen echter binnen de reikwijdte daarvan. Met name de PvdA gaf vorig jaar nog hoog op van de zogeheten ontschotting in de eerste lijn. Her en der in het land zouden huisartsen, wijkverpleegkundigen, medisch specialisten en zorgverzekeraars gezamenlijk een regionaal zorgaanbod op maat presenteren voor specifieke patiëntengroepen, zoals ouderen en diabetici. Zorg bekostigen per behandeling per patiënt zou moeten plaatsmaken voor totaalbekostiging achteraf. Zo kunnen deelnemende zorgaanbieders ook worden beloond als ze zonder te opereren of medicijnen voor te schrijven investeren in gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering; een vurige wens van de PvdA.
Of het Schippers nog lukt deze omslag te maken, is zeer de vraag. Door partijen zelf al in gang gezette experimenten (in jargon: proeftuinen) worden pas in 2017 geëvalueerd, schreef ze onlangs. Ook het convenant zelf bevat nog diverse losse eindjes. Het niet meer uit het basispakket vergoeden van de behandeling van bijvoorbeeld acute urineweginfecties, lichte COPD of eczeem is teruggedraaid (want kiezers houden daar niet van). Artsen gaan inzetten „op het realiseren van andere, slimme maatregelen”, aldus het akkoord.
Resteert de vraag of de bijzonder constructieve inzet van artsen zo bijzonder is dat groei van de medisch-specialistische zorg daar vanzelf mee zal dalen van ruim 5 procent naar de in het convenant afgesproken 1 procent.