Stadsmarinier Gouda heeft geen pepperspray op zak
GOUDA. Ook in probleemwijken zonder ‘Vogelaarstatus’ wordt actie ondernomen om de buurt vooruit te helpen. In Gouda-Oost werd twee jaar geleden Eric Gorter aangesteld als stadsmarinier. Inmiddels worden de eerste resultaten zichtbaar.
Vogelaarwijken zijn niet beter af dan buurten die er qua problematiek op lijken, concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau in de vorige week gepubliceerde studie ”Werk aan de wijk”. Naast het staven van deze bewering met cijfers en feiten, proberen de onderzoekers in het rapport ook de vraag te beantwoorden waaróm Vogelaarwijken niet beter af zijn. Een antwoord daarop is volgens de opstellers dat er ook elders inspanningen zijn geleverd. Zo blijkt onder meer dat woningcorporaties weliswaar meer geld uitgeven aan het verhogen van de leefbaarheid in Vogelaarwijken dan in vergelijkbare probleembuurten, maar dat het verschil toch niet zo groot is als gedacht.
Een van de probleembuurten die nooit op de lijst van voormalig minister Vogelaar hebben gestaan, is Gouda-Oost. Strikt genomen bestaat deze Goudse wijk niet uit één maar uit drie buurten: Oosterwei, Vreewijk en Voorwillensweg. De eerste buurt kwam in 2008 en 2010 negatief in het nieuws vanwege problemen met Marokkaanse jongeren.
Stadsmarinier
Voor Gouda was de maat vol en de stad stelde op advies van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) een stadsmarinier –Eric Gorter– aan voor de wijk Gouda-Oost. Daarmee treedt de Gouwestad in de voetsporen van Rotterdam, dat in enkele Vogelaarwijken ook een stadsmarinier heeft rondlopen.
Hoewel de naam stadsmarinier misschien anders doet vermoeden, heeft Gorter geen busje pepperspray op zak als hij door de wijk loopt, laat staan een pistool aan zijn heup. „Op visite is het lastig uit te leggen wat een stadsmarinier precies doet”, zegt Gorter. „En het is moeilijk om te omschrijven hoe een werkweek er doorgaans uitziet. Wel staat 24 uur per dag de telefoon aan, zodat ik adequaat kan regeren als er zich problemen voordoen.”
De afgelopen twee jaar lag de prioriteit bij het opsporen en bestraffen van criminelen. De stadsmarinier werkte daarin samen met onder meer de politie en het openbaar ministerie. Bij de Marathonlaan met succes, want de overlast van de zogenaamde Marathongroep is zo goed als verdwenen. Gorter: „Tot voor kort zorgde de Marathongroep, een groep van ongeveer dertig jongeren rondom de Marathonlaan, voor veel overlast. Om dat terug te dringen hebben we harde maatregelen genomen. Diverse jongeren hebben bijvoorbeeld een gebiedsverbod gekregen. Ook zijn alle jongeren met hun ouders, meerderjarig of niet, ontboden op het Veiligheidshuis. Die aanpak heeft gewerkt. De problemen met deze groep behoren nagenoeg tot het verleden.”
Louter opsporen en bestraffen is onvoldoende, zo is Gorters stellige overtuiging. Daarom houdt hij zich op dit moment vooral bezig met preventie. Specifiek: ervoor zorgen dat kinderen beneden de twaalf jaar ook in de toekomst op het rechte pad blijven. Gorter: „Veel gezinnen hebben te kampen met problemen. Jongerenwerkers en gezinsvoogden proberen daar de vinger achter te krijgen. Noodzakelijk, want alleen focussen op jongeren die nú voor overlast zorgen is slechts symptoombestrijding. Het is dan een kwestie van tijd of de jongeren treden in de voetsporen van hun oudere broers.”
Hoge verwachtingen heeft Gorter van het huidige project waarin jongerenwerkers risicojongeren uit groep 7 van het basisonderwijs volgen tot en met het tweede jaar van de middelbare school. Op de basisschool wordt het contact gelegd met jongeren door verschillende projecten vanuit het jongerenwerk. Bij de overgang naar het voortgezet onderwijs worden deze contacten onderhouden door de jongeren op te zoeken in hun vrije tijd, waarbij de aandacht uitgaat naar het stimuleren van hun talenten. Met de school wordt gekeken naar het gedrag op school en ook ouders, hulpverleners en de wijkagent worden hierbij betrokken, zodat alle domeinen goed op elkaar aansluiten. Het doel is daarmee te voorkomen dat het met kinderen in de eerste of de tweede klas van het voortgezet onderwijs misgaat. „Dat laatste komt op dit moment helaas te vaak voor”, zegt Gorter. „Met het intensief volgen van een groep kinderen proberen we deze trend een halt toe te roepen. Doordat jongerenwerkers deze kinderen vijf dagen per week zien, kunnen ze bij problemen voortijdig ingrijpen en adequate hulpverlening inzetten om de daadwerkelijke problemen ook echt op te lossen.”
Ook kerk draagt steentje bij
Al bijna vijftien jaar woont Henriëtte Heuvelman in Gouda-Oost. Hoewel ze de problemen in de wijk niet bagatelliseert, betreurt ze de bestaande negatieve beeldvorming. „Er gebeuren genoeg positieve dingen in de buurt. De aanwezige kerken laten zich daarbij niet onbetuigd.”
Als wijkvoorzitter heeft ze een goed overzicht van de activiteiten die er in de wijk plaatsvinden. Er wordt vooral veel geïnvesteerd in het bevorderen van contacten tussen autochtone en allochtone bewoners. Ongeveer 40 procent van de wijk is Marokkaans.
Eind jaren 90 kwamen hervormd-gereformeerde jongeren van Dabar in de zomer enkele weken naar Gouda-Oost. Ze knoopten contacten aan met hun Marokkaans-Nederlandse leeftijdsgenoten. De beïnvloeding was wederzijds, maar discussies over de Drie-eenheid werden niet geschuwd. De protestantse Vredeskerk organiseert een mannengroep, waar vooral Marokkaanse vaders op afkomen. En per 1 september gaat de ICF weer gebruikmaken van het kerkgebouw.