Nieuw toverwoord
mr. D. J. H. van Dijk
Er waart al enige tijd een nieuw toverwoord rond in de gereformeerde gezindte. Het is het woord ”gewetensvorming”. Dit toverwoord wordt vooral gebruikt in relatie tot de reformatorische jeugd en zijn omgang met sociale media, internet en dergelijke. Er is ontdekt dat we jongeren niet langs technische weg kunnen weghouden bij porno en andere vunzigheid. Daarom wordt er gewerkt aan gewetensvorming, als wondermiddel tegen zondige neigingen.
Dergelijke pogingen roepen bij mij meestal enige scepsis op. Het is diezelfde scepsis die je bekruipt bij een oproep tot deelname aan een cursus ”geestelijke groei”. Alsof je daarvoor een pilletje kunt innemen.
Ik vind het gescherm met het begrip gewetensvorming verhullend. Wat bedoelen we precies? We geloven toch niet dat we de gewetens van onze jongeren zó kunnen ontwikkelen dat het verlangen om te zondigen wordt gedood? De Bijbel geeft nergens aanleiding tot dergelijke optimistische gedachten. Pleisteren met loze kalk, zo wordt dit genoemd. Zo gemakkelijk laat de zonde zich niet verschalken.
Ooit hoorde ik het volgende verhaal. Er waren eens vijf mensen bij elkaar. Zij vroegen aan elkaar welke middelen ze gebruikten om niet te zondigen tegen God.
De eerste persoon antwoordde dat hij vaak dacht aan de zekerheid van de dood en aan de onzekerheid van het tijdstip waarop hij zou sterven. Daardoor leefde hij elke dag alsof het zijn laatste was.
De tweede bracht naar voren dat hij in de dag van het oordeel rekenschap zou moeten geven van al zijn doen en laten. Hij dacht aan de eeuwige kwellingen van de hel. Dat weerhield hem van de zonde.
De derde was doordrongen van de platheid en verachtelijkheid van de zonde. Hij zag ook de schitterende schoonheid van de genade. Dat deed hem vechten tegen de zonde.
De vierde zag uit naar het eeuwige leven en naar het geluk dat is weggelegd voor allen die afzien van de zonde. Daardoor overwon hij de verleidingen van het kwaad.
De vijfde ten slotte dacht voortdurend aan de Heere Jezus Christus en aan Zijn liefde. Dat maakte hem beschaamd om tegen God te zondigen.
Ongetwijfeld is het laatste motief het belangrijkste van alle. Een levende relatie met de gekruisigde Christus behoedt ons het allermeest voor de zonden. Als Christus alles voor ons is, hoe kunnen wij Hem dan ooit opnieuw kruisigen door onze zonden?
Dit kunnen we ook toepassen op onze jongeren en hun omgang met moderne media. Als de liefde voor de Heere Jezus hen niet tegenhoudt om zich over te geven aan zondige sites, zal niets hen daarvan kunnen weerhouden. Alle andere instrumenten zijn niet meer dan pleisteren met loze kalk.
Ik vermoed dat de voorvechters van gewetensvorming dit ook wel zullen beamen. Waarom wordt dit echter niet scherp benoemd? Vermoedelijk vinden we het in onze kring nog steeds een beetje eng om onbewimpeld te spreken over de persoonlijke overgave aan Christus. Het is veiliger om serieus te werken aan gewetensvorming. Dan blijft het wat op afstand en doen we zelf ook nog iets. We creëren daarmee speelruimte. Zo proberen we ook altijd krampachtig iets bij te dragen aan onze zaligheid. Want als ons behoud echt voor 100 procent het werk van Christus is, dan mag God ook echt álles van ons vragen. Dan is er voor ons geen millimeter speelruimte meer. Eigenlijk vinden wij overvloedige genade heel eng.
Het is echter de hoogste tijd om te stoppen met wegduiken. Niemand kan zijn ogen ervoor sluiten dat al onze reformatorische hulpstukken worden opgeruimd. Als er al ooit een tijd is geweest waarin jongeren beschermd konden opgroeien, dan is die tijd in ieder geval voorbij. Ouderen en jongeren blijven slechts staande als Christus hun leven is.
Hoe nodig is dan een herontdekking van het geheim van de reformatorische prediking als dé plaats waar de verzoening wordt bediend en waar Christus wordt weggeschonken aan geboren verliezers. Iedere belemmering om tot God te gaan, komt van de duivel. De reformatorische jeugd zal in Christus zijn of hij zal niet zijn.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.