In de RDC heeft jarenlang een burgeroorlog gewoed waarbij tal van andere Afrikaanse landen betrokken waren. Volgens sommige schattingen zijn als gevolg van die oorlog al drie miljoen mensen om het leven gekomen. Momenteel is er een broos bestand, dat incidenteel wordt geschonden door onder meer massaslachtingen in de provincie Ituri. Ook blijven er meldingen binnenkomen van troepenbewegingen.

Aangezien er momenteel diplomatieke onderhandelingen aan de gang zijn die Congo „in een klimaat van ongestoorde kalmte" wil doen plaatsvinden, heeft Kinshasa eerder deze week in een brief aan het ICJ om uitstel van de behandeling van het geschil gevraagd. Uganda sloot zich in een eigen brief daarbij aan.

De regering in Kinshasa diende de klacht tegen Uganda in 1999 in. De RDC beschuldigt het buurland van het voeren van een aanvalsoorlog, massaslachtingen, verkrachtingen en plunderingen. Uganda reageerde daarop met een tegenklacht.

Het na de Tweede Wereldoorlog in het Vredespaleis gevestigde Internationaal Gerechtshof behandelt geschillen tussen staten. Congo–Kinshasa baseert zijn klacht tegen Uganda op de veronderstelde schending van internationale verdragen, zoals het Handvest van de Verenigde Naties, waarin een geweldsverbod is vastgelegd, de Geneefse Conventies over het humanitaire oorlogsrecht en de Conventie tegen Marteling.

Een ander internationaal hof dat eveneens in Den Haag is gevestigd (sinds juli 2002), het Internationaal Strafhof (ICC), houdt zich eveneens met oorlogsmisdaden in Congo–Kinshasa bezig. Het ICC houdt zich, in tegenstelling tot het ICJ, bezig met de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van individuele personen. Het Congo–onderzoek van ICC–hoofdaanklager Luis Moreno Ocampo is nog in een voorbereidende fase.