Barokmuziek in de Nederlanden
Het Nederlands Muziek Instituut (NMI) gaf een cd uit met barokmuziek uit de Nederlanden.
In de 17e eeuw werd er wel solomuziek voor de viola da gamba en de dulciaan (of later de fagot) gecomponeerd, maar er bestond nauwelijks solorepertoire voor basinstrumenten uit de vioolfamilie, schrijven Elske Tinbergen en Jörn Boysen in het cd-booklet. „Deze zogeheten basviolen werden voornamelijk voor het continuospel gebruikt.”
Aan het eind van de 17e eeuw veranderde dat, omdat het mogelijk werd dunnere snaren te maken, waardoor er kleinere basviolen konden worden gebouwd die ook voor solospel geschikt waren. De eerste solomuziek voor cello werd in Italië geschreven. Toen de kleinere instrumenten hun intrede deden in de Nederlanden, gingen ook hier componisten er werken voor schrijven. De eersten waren Willem Fesch (1687-1761) en Jacob Klein (1688-1748), later volgden Alexis Magito (1711-ca. 1772) en Pieter Hellendaal (1721-1799).
Elske Tinbergen (cello) en Jörn Boysen (klavecimbel) vertolken op deze cd van zowel Fesch als Magito twee sonates. Daarnaast spelen ze twee suites van Pieter Bustijn (1649-1729), die als organist en beiaardier verbonden was aan de Nieuwe Kerk in Middelburg. Deze gaf in 1712 in Amsterdam zijn ”IX Suittes pour le Clavessin” uit; de enige bewaard gebleven gedrukte muziek van hem.
Baroque Music in the Netherlands – Music for Cello & Harpsichord; Nederlands Muziek Instituut (NMI CD1202); € 15,-; www.nederlandsmuziekinstituut.nl
Sonata I in A minor opus 1 (Alexis Magito)
Suite in D major opus 1 (Pieter Bustijn)
Sonata III in D minor opus 8 (Willem de Fesch)