Irak zakt weg in moeras van aanslagen
Volledig overschaduwd door het dagelijkse dodelijke geweld in Egypte en in Syrië, zakt Irak bijna onopvallend steeds dieper weg in een moeras van aanslagen die het land verscheuren.
Het geweld laat geen enkele provincie onberoerd. In het noorden vormt Kirkuk het epicentrum van een onophoudelijke reeks zelfmoordaanslagen en autobommen die het politieke en maatschappelijke leven in deze stad volledig verlammen.
Het olierijke Kirkuk wordt opgeëist door zowel de centrale regering in Bagdad als door de semi-autonome regio Koerdistan. Een volksreferendum dat voor november 2007 gepland stond, had hierbij uitsluitsel moeten bieden, maar werd nooit georganiseerd. Dit laatste tekent de totale impasse waarin de Iraakse politiek zich bevindt – met alle consequenties voor de veiligheidssituatie van dien.
In Kirkuk blijkt niemand precies te weten wie er achter de aanslagen zit. Sommige worden door al-Qaida geclaimd, maar andere aanslagen zijn waarschijnlijk het werk van een groepering die zichzelf Het leger van de Naqshbandia-orde noemt. Daarvan wordt vermoed dat er leden en officieren van de voormalige Ba’athpartij achter schuilgaan.
Er wordt trouwens niet uitgesloten dat er bij het geweld in Kirkuk ook Koerdische groeperingen betrokken zijn die er belang bij hebben dat de situatie in de stad zich niet stabiliseert.
Bekend waren reeds de enorme betonnen muren die de autoriteiten in Bagdad hebben opgericht, in een wanhopige poging het geweld te verminderen. Kirkuk krijgt nu de primeur van een greppel die het gemeentebestuur heeft besloten om de stad te graven.
Deze greppel zou potentiële zelfmoordenaars moeten afschrikken, maar Ali Ahmad, hoofd van de politie in Kirkuk, verzuchtte eerder dat „een muur zoals rond de Gazastrook beter zou zijn.”
De greppel in Kirkuk symboliseert een samenleving die zich bijna letterlijk lijkt in te graven. De hoge betonnen muren in Bagdad weerspiegelen de gettovorming in een land waar de verschillende bevolkingsgroepen elkaar in het beste geval vrezen en in het slechtste geval haten.
Eind 2010 beweerden Amerikaanse politici vol vertrouwen dat al-Qaida in Irak op sterven na dood was. Anno 2013 blijkt de Iraakse tak van al-Qaida herboren en sterker dan ooit. Gedeeltelijk kan dit worden verklaard door het onvermogen van de door sjiieten gedomineerde regering in Bagdad om de soennitische minderheid in het land voldoende te integreren in politiek en samenleving.
Het waren soennitische stamhoofden die in 2006 een verbond sloten met de Amerikanen om al-Qaida te verdrijven uit hun soennitische provincies. Ze richtten indertijd de zogeheten ”sahwas” op, die soms op een tribaal stammenleger leken en waarvan de leden maandelijks van de Verenigde Staten een salaris ontvingen. Na de terugtrekking van het Amerikaanse leger uit Irak in 2011 werden deze salarissen plotseling niet meer betaald.
De regering in Bagdad verbood de leden van de sahwas vervolgens nog langer wapens te dragen en begon bovendien hun leiders te arresteren. Deze leiders zijn vrijwel zonder uitzondering stamhoofden die veel prestige en invloed genieten binnen hun stammen. Op de vlucht voor de centrale regering in Bagdad zijn velen van hen begonnen heimelijk weer contacten te leggen met al-Qaida, dat liet weten dat „het de Iraakse soennitische stammen hun verraad in 2006 had vergeven.”
Daarmee werd het groene licht gegeven voor een nieuwe rekruteringsronde onder jonge Iraakse soennieten die zijn beïnvloed door de ‘jihadkoorts’ die in de regio heerst, als gevolg van de Syrische burgeroorlog.
Invloedrijke soennitische geestelijken hebben fatwa’s uitgevaardigd waarin de Syrische burgeroorlog een jihad wordt genoemd en het deelnemen daaraan een plicht voor alle soennitische moslims die hiertoe in staat zijn.
Sommige Iraakse steden, zoals Kirkuk, hebben zich ontwikkeld tot centra van buitenlandse jihadisten die voor hun vertrek naar Syrië ‘praktijkervaring’ opdoen in Irak.
De golf van door al-Qaida georganiseerde aanslagen in Irak treft vrijwel uitsluitend sjiitische wijken en moskeeën. Ook de Iraakse sjiieten hebben veel radicale gewapende milities, die tot op heden het geweld nog niet beantwoord hebben met bloedige vergeldingsacties.
Volgens sommige deskundigen is de belangrijkste reden hiervoor dat deze sjiitische milities getraind en gefinancierd worden door de Iraanse al-Quds Brigade en hun orders rechtstreeks uit Teheran ontvangen.
Iran heeft bepaald dat de Iraakse sjiieten zich in de huidige precaire situatie dienen te concentreren op Syrië. Als het Syrische regime als overwinnaar uit de bus zal komen, zal dit een enorme klap betekenen voor al-Qaida, en dus ook voor de soennitische opstandelingen in Irak.
De vraag is echter hoe lang de leiders van de Iraakse sjiitische milities nog de druk kunnen weerstaan van hun sjiitische achterban, die bijna dagelijks het slachtoffer is van de terreur van al-Qaida. Dat roept wat hen betreft om wraak, die niet lang kan uitblijven.