Buitenland

Afloop hoger beroep ‘Lockerbie’ onzeker

„Deze zitting had er niet moeten zijn, dus ik weet ook niet wat ik ervan moet verwachten.” Woensdag begint in het Kamp Zeist het hoger beroep in de Lockerbie-zaak. Deskundigen vinden de uitkomst moeilijk in te schatten.

23 January 2002 11:17Gewijzigd op 13 November 2020 23:22

Het is december 1998. PanAm-vlucht 103 stijgt op van Heathrow Airport, voor een goed deel gevuld met Amerikanen die in Londen kerstinkopen hebben gedaan. Ter hoogte van de Schots-Engelse grens is het toestel juist goed op snelheid als in het vliegtuig een bom ontploft. Alles stort naar beneden. Het aantal doden bedraagt 270: 259 uit het vliegtuig, elf op de grond in het dorpje Lockerbie.

Na jaren van speculeren gaat uiteindelijk de beschuldigende vinger naar twee leden van de Libische geheime dienst; Abdel Basset al-Megrahi en Al-Amin Khalifa Fahima. Libië weigert echter de verdachten uit te leveren aan Schotland, omdat het niet vertrouwt dat de mannen een onafhankelijk proces krijgen. Pas na jaren van touwtrekken accepteert de Libische leider Muamar Gaddafi de vestiging van een Schots hof op Nederlandse bodem.

Vorig jaar januari werd na een proces van maanden Al-Megrahi veroordeeld en Fahima vrijgesproken. Al-Megrahi tekende echter beroep aan tegen het vonnis. Vandaag begon de zitting. Men verwacht dat zij ongeveer drie weken gaat duren.

Prof. Robert Black is hoogleraar Schots recht aan de universiteit van Edinburgh en was nauw betrokken bij de totstandkoming van het Schotse hof in Zeist. Hij vond dat het vonnis verleden jaar zo’n zwakke basis had dat hij niet weet wat hij nu moet verwachten.

„Al-Megrahi had al een jaar vrij moeten zijn. Er is geen hard bewijs tegen hem. Dus als men in de fouten volhardt, verandert er niets.”

Volgens Black waren sommige feiten die in de rechtszaak naar boven kwamen, in strijd met de feiten die later als bewijs hebben gediend. „Een voorbeeld: Het T-shirt dat later samen met de bom in een koffer zat, zou door Al-Megrahi op Malta zijn gekocht. De winkelier die dat hemd had verkocht, had tegen de politie verklaard dat zijn klant boven de 50 was en zeker 1,80 meter lang. Maar Al-Megrahi was toen nog maar 36 en niet langer dan 1,60 meter. Ook zou hij op Malta een paraplu hebben gekocht, terwijl op de dag dat Al-Megrahi volgens het hof zijn bezoek aan dat eiland bracht, geen spatje regen viel.”

Zulke raadsels zijn er meer in het vonnis van tachtig pagina’s, zegt Black. „De eerste zeventig bladzijden denk je: Het gaat naar „niet bewezen”, de befaamde formulering in het Schotse recht. Maar aan het eind zegt het hof dat ondanks de gerezen vragen men toch niet twijfelt aan de schuld van Al-Megrahi. Dit vonnis is beslist geen indrukwekkend document. Een gerechtelijke dwaling zelfs.”

Prof. G. A. M. Strijards, hoogleraar internationaal strafrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, denkt dat de rechtbank in hoger beroep bij haar uitspraak blijft. „In het Schotse recht is een beroep heel moeilijk. Voordat je de inhoud van het aangevoerde bewijs mag aanvechten, moet je aantonen dat het bewijsrecht niet goed is gevolgd. Het gaat dan bijvoorbeeld om regels als ”één getuige is geen getuige”. In Nederland mag je in hoger beroep alle bewijs aanvechten en ook nieuw bewijs inbrengen. Het Schotse recht is in dit opzicht vergelijkbaar met een beroep voor de Nederlandse Hoge Raad, waar ook alleen wordt gekeken of de rechtsregels goed zijn nagevolgd.”

Strijards is het met Black eens dat het bewijs in het oorspronkelijke vonnis zwak is. „Het zit boordevol met uitspraken als „het kan niet anders dan zus of zo.” In Nederland zou zo’n zwakke bewijsvoering niet zijn geaccepteerd. Maar bij de opzet van dit hof heeft men voor de bewijsvoering de regels van juryrechtsspraak gehanteerd, hoewel het hof geen jury is. Juryrechtsspraak kenmerkt zich door een minimale en simplistische bewijsvoering. In het vonnis is ook bij geen enkel bewijs een juridische toelichting gegeven. Terwijl zulke toelichtingen in een hoger beroep essentieel kunnen zijn.”

De enige uitweg die Strijards voor Al-Megrahi ziet, is een strafuitsluitingsgrond. „Hij moet dan aantonen dat hij onder bedreiging handelde. Maar ik geef het beroep weinig kans”, aldus Gerard Strijards.

Prof. dr. Hans Köchler werd aan het begin van het proces tegen de twee Libiërs door VN-secretaris-generaal Kofi Annan gevraagd als waarnemer bij de zittingen te zijn. Prof. Köchler is hoogleraar in rechtsfilosofie aan de universiteit van Innsbruck in Oostenrijk. Hij verwacht dat de beroepsrechter het hele vonnis herziet.

„Het feit dat de rechter in het beroep heeft toegestemd, bemoedigt me dat de zwakke punten in het vonnis boven water komen.”

In zijn verslag aan Kofi Annan kwam Köchler tot de opzienbarende conclusie dat het Schotse hof sterk politiek was beïnvloed. „Ik kan dat niet direct bewijzen, maar het was mijn sterke indruk. Het lijkt wel een Salomo’s oordeel; de een gaat vrijuit, de ander is schuldig. Zonder dat daarvoor enige aanleiding is. Dat is een tegenstrijdige uitspraak, die je niet verwacht van een zeer professionele rechter.”

Black is het helemaal niet eens met zijn Oostenrijkse collega. „Hij heeft zich vooral gestoten aan de Amerikaanse juristen die naast de aanklager zaten. Er was inderdaad Amerikaanse invloed op het hof. Ook het gerechtelijk vooronderzoek was een gezamenlijke operatie. Maar dat bewijst geenszins dat de Amerikanen de rechters hebben beïnvloed. In het Schotse recht is er een harde scheiding tussen aanklagers en rechters. In sommige Europese landen is dat anders en misschien is Köchler zodoende tot zijn misverstand gekomen.”

Prof. Strijards is het met Köchler eens dat internationaal strafrecht altijd politieke elementen in zich heeft. „Als bijvoorbeeld het Joegoslavië-tribunaal Milosevic berecht, staat dat niet los van politiek. De oprichting van het Schotse hof in Zeist was ook een tussenoplossing, die steunde op de politieke wil van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk om de patstelling met Libië te doorbreken. Maar daarmee staat de rechter nog onder politieke krachten. Het feit dat een verdachte is vrijgesproken, is voor mij het bewijs dat dit hof onafhankelijk is. De politici zouden immers veel liever hebben gehad dat ze beiden zouden zijn veroordeeld.”

Volgens Köchler willen de Amerikanen helemaal niet graag beide verdachten achter de tralies. „Het hof wil misschien alle partijen tevreden houden. In het licht van de berichten over onderhandelingen tussen de VS en Libië zou dit te begrijpen zijn. Beide landen zoeken een situatie waarin de sancties tegen Libië kunnen worden opgeheven. Je vertelt mij niet dat dit geen druk op de rechter plaatst.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer