Kerk & religie

Prof. Grossbölting: Van christelijk Duitsland geen sprake meer

Majestueuze kathedralen en domkerken, maar ook verstilde dorpskerkjes en kapellen. Wie een tocht door Duitsland maakt, kan er niet omheen dat het christendom er zijn sporen diep getrokken heeft – al staat er inmiddels náást de dom ook weleens een moskee. „Maar van een christelijk Duitsland is geen sprake meer.”


A. de Heer
2 August 2013 20:43Gewijzigd op 15 November 2020 05:06
Dom van Magdenburg. Beeld uit ”100 Kirchen die man gesehen haben muss” (uitg. St. Benno, Leipzig).
Dom van Magdenburg. Beeld uit ”100 Kirchen die man gesehen haben muss” (uitg. St. Benno, Leipzig).

Imposant zíjn ze, kerken als de dom in Keulen, met zijn twee machtige torens; of die in Berlijn, Erfurt, Maagdenburg, Regensburg. Ook de Thomaskirche in Leipzig, kerk van Johann Sebastian Bach, mag er zijn. Of de dorpskerk in Suurhuizen, waarvan de toren schever staat dan de toren van Pisa – en daarmee een plaats verwierf in het Guinness Book of Records.

De bouwwerken zijn alle opgenomen in de gids ”100 Kirchen die man gesehen haben muss” (uitg. St. Benno, Leipzig). De onlangs verschenen uitgave toont de honderd hoogste, grootste, oudste of om welke andere reden dan ook „unieke” kerken in het Duitse taalgebied. Een aanrader, zeker in vakantietijd.

Recent verscheen evenwel ook nog een andere publicatie, over ”geloof in Duitsland na 1945”. Auteur is prof. dr. Thomas Grossbölting, hoogleraar nieuwere en nieuwste geschiedenis in Münster. Hij gaf zijn boek de veelzeggende titel ”Der verlorene Himmel” mee: de verloren hemel.

Stel nu, schrijft de historicus, dat een niet-Europeaan op zekere dag een bezoek zou brengen aan een van de vele Duitse steden of dorpen, welk beeld zou hij dan krijgen van de godsdienstige situatie? De vreemdeling zou in elk geval constateren dat „religie en religieuze gemeenschappen” Duitsland in architectonisch opzicht onmiskenbaar hebben gestempeld. (Dom)kerken, kathedralen, kapelletjes: het avondland telt er honderden, duizenden.

„Maar”, vervolgt Grossbölting dan, „die eerste indruk zal snel zijn uitgewist, zodra de vreemdeling zich gaat afvragen waarvoor het gebouw nu precies wordt gebruikt. Weliswaar zijn nog maar weinig voormalige godshuizen ontwijd en worden ze voor woon- of bedrijfsdoeleinden gebruikt. Religieuze gebouwen hebben vaak slechts nog een bescheiden functie. Als er een kerkdienst wordt gehouden, dan zijn het veelal oudere mensen die er komen, meer vrouwen dan mannen, weinig gezinnen, amper jongeren. Vanwege de vele rijen banken en de hoge ramen benadrukken deze kleine groepjes de leegte eerder dan dat ze die zouden opvullen.”

Uitvoerig beschrijft Grossbölting hoe het religieuze leven in Duitsland zich na 8 mei 1945, de dag van de capitulatie, ontwikkelde. Sterk zetten de twee grote kerkverbanden, de Rooms-Katholieke Kerk en de –in 1949 ontstane– Evangelische Kerk in Duitsland (EKD), in op „rechristianisering” van de samenleving.

Ze overschatten zichzelf, constateert de historicus. Van een „religieuze lente”, waarop gehoopt werd, bleek geen sprake. Zeker, „95,8 procent van de Duitse bevolking was net na de oorlog lid van een kerk: 44,3 procent van de Rooms-Katholieke Kerk; 51,5 procent van een protestantse gemeente.” Maar die percentages slonken snel, zeker vanaf de jaren 60. Het jaartal 1968 staat voor menig Duitser nog altijd symbool voor een „omvattende revolutie in de levensstijl”, aldus de auteur.

Overigens gaven West- en Oost-Duitsland vanaf 1949 wel een verschillende ontwikkeling te zien. De ontkerkelijking in de communistische DDR verliep vele malen sneller. En was er na de val van het IJzeren Gordijn, in 1989, de hoop dat de kerkgang, na zo veel jaren van atheïsme, weer zou toenemen, die hoop werd snel de bodem ingeslagen. De van staatswege „geforceerde seculariteit” had haar –wrange– vruchten afgeworpen.

In die zin is de situatie in het westen van het land, de voormalige Bondsrepubliek Duitsland, nog wel anders, aldus Grossbölting. Nog altijd is het tamelijk vanzelfsprekend om lid te zijn van een kerk. Daarmee is echter ook wel heel veel gezegd. „Het „belonging without believing”, lid van de kerk zijn zonder nog een godsdienstige overtuiging te hebben, is inmiddels een wijdverbreid fenomeen.” En voor wie nog wel ter kerke gaat, geldt veelal „dat het steeds meer zijzelf zijn die bepalen wat kerk-zijn moet inhouden” dan andersom.

Om te stellen dat het christendom in Duitsland „dood” is, zoals de Britse godsdienstsocioloog Callum Brown het ten aanzien van Groot-Brittannië zegt, gaat de Münsterse historicus te ver. Maar buiten kijf staat voor hem dat „het heilige baldakijn”, de hemel, voor talloze Duitsers „verloren” is gegaan – de titel van zijn boek.

Dat lijkt voor Nederland, en andere Europese landen, niet minder op te gaan. Niet voor niets noemde de Utrechtse historicus prof. dr. H. W. von der Dunk zijn in 2000 verschenen magnum opus ”De verdwijnende hemel”.


Lees zaterdag meer in de bijlage Zomer

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer