Oisterwijkse vennen zijn natte natuurparels
Na de zomervakantie ondergaat het landschap bij de Huisvennen in het Brabantse Boxtel een grote verandering. Natuurmonumenten start hier in samenwerking met waterschap De Dommel met de uitvoering van het project ”Natte natuurparel Kampina”, waarmee de verdroging van het gebied moet worden bestreden.
Peter Voorn, regio-ecoloog van Natuurmonumenten, zet de terreinwagen in de lage ”gearing” en rijdt moeiteloos door de diepe plassen van het zandpad. Aan weerszijden strekt zich een heidegebied, begroeid met dennen, en een groot aantal vennen uit. Haast terloops wijst de gepassioneerde natuurliefhebber op opvliegende roodborsttapuiten, prachtige slanke vogels met zwarte kop en oranje borst.
Op het pad voor het Groot Huisven houdt hij halt. Dit ven is zoveel mogelijk in zijn oude toestand hersteld. Het uitzicht is prachtig: een schone plas met enkele bloeiende waterlelies, omgeven door lage begroeiing en bomen. Erboven vliegen kokmeeuwen en zwaluwen. Alleen het geluid van zingende roodborsttapuiten en boomleeuweriken en het ruisen van de wind is te horen. Aan de overkant van de plas staat een eenzame vogelaar door een verrekijker te turen, mogelijk op zoek naar de boomvalk die hier broedt.
Trefzeker loopt Voorn naar de rand van het ven en blijft hij staan bij een onooglijke plant: de zonnedauw. Met zijn pink wijst hij naar een gevangen vlieg op een van de rode blaadjes. „Zonnedauw is een bijzondere plant die gebaat is bij voedselarme grond die hier te vinden is.”
Hij loopt verder en wijst naar andere bijzondere plantensoorten, zoals de bruine snavelbies en de veelstengelige waterbies, kleine planten die door plantenliefhebbers hoog aangeslagen worden, omdat ze kenmerkend zijn voor een bijzondere flora. „De vennen bieden een grote biodiversiteit, en dat willen we graag zo houden”, zegt hij.
De bedreiging van de bekende Oisterwijkse Vennen is weliswaar minder groot dan enkele tientallen jaren geleden, toen ze ten onder dreigden te gaan aan de verzuring van het water, maar er blijft gevaar. Voorn loopt naar een ander ven waar dat duidelijk zichtbaar is. Niet alleen zit het vol veenmos, maar ook staan de oevers vol pitrus en groeit de oever dicht met bos en pijpenstrootje. „Pijpenstrootje duidt op een teveel aan stikstof en op verdroging”, legt hij uit.
Natuurmonumenten, de beheerder van het gebied, is een samenwerkingsverband aangegaan met Waterschap De Dommel, voor het uitvoeren van beheersmaatregelen. Philip Schellens, projectleider bij het waterschap, wijst naar een omhoogstekende peilbuis. „Daarmee monitoren we de stand van het grondwater. Dit gebied lijdt onder de verdroging, ook al zou je dat door de plassen op de paden niet zeggen. Het gaat om de grondwaterstand, die door allerlei oorzaken, onder andere drinkwateronttrekking en beregening, ongeveer 1 meter lager is dan vroeger. We willen de waterhuishouding rondom de vennen weer op peil brengen, zodat ze meer gevoed worden door kwelwater uit de grond, wat goed is voor de biodiversiteit. Het venwater wordt door het kwelwater minder zuur gemaakt en zorgt voor een bijzondere flora. Het kwelwater komt echter in de oeverzones van de huisvennen niet meer voldoende aan de oppervlakte.”
De toekomstige maatregelen betreffen hoofdzakelijk het kappen van 9 hectare naaldbos. Verder wordt de strooisellaag op de bodem verwijderd, zodat de oeverzones van de vennen weer gevoed worden met lokaal kwelwater en de natte hei om de vennen de kans krijgt om zich te herstellen. Schellens maakt duidelijk dat door deze maatregelen de verdamping van water wordt beperkt. Naaldbomen verdampen het hele jaar door grondwater en een groot deel van het regenwater dat aan de naalden blijft hangen.
Als we het terrein verlaten, is een medewerker van Natuurmonumenten bezig om een bordje aan te brengen: ”Kappen om te herstellen”. Schellens: „Het is belangrijk dat we goed uitleggen wat we doen. Bewoners in de omgeving hebben inspraak gekregen en goede input geleverd. Niet alleen enthousiaste natuurliefhebbers, maar ook anderen moeten weten hoe belangrijk het is om de natuur in stand te houden.”