Duurzaam investeren breekt mondiaal door
Inmiddels gaat er wereldwijd zo’n slordige 3 biljoen dollar in om. „De markt voor duurzaam investeren groeit geweldig hard”, zegt Robert Rubinstein, organisator van een congres over dit onderwerp in Amsterdam. „Desondanks is het nog niet meer dan enkele procenten van alle investeringen in de wereld.”
Wie de term duurzaam investeren hoort, denkt al gauw aan beleggen in tropische hardhoutfondsen of in de opwekking van groene energie. Het begrip krijgt echter op de internationale Triple Bottom Line Investing-conferentie (TBLI) een veel ruimere betekenis. Wie duurzaam investeert, stopt zijn geld -eventueel via beleggingsfondsen- in ondernemingen die rekening houden met de ”triple bottom line”, oftewel de drie p’s van people (werknemers en samenleving), profit (winst) en planet (schepping en milieu). Dat zou dus een bedrijf als olieconcern Shell kunnen zijn, als dit rekening houdt met die criteria. Transparantie, openheid en eerlijkheid omtrent het ondernemingsbeleid zijn ook van belang, zodat investeerders de kans krijgen te beoordelen of ze in dergelijke ondernemingen willen investeren.
In de sfeervolle Beurs van Berlage -in dit vroegere financieel centrum had in de zeventiende eeuw de zeer speculatieve tulpenhandel plaats- waren zo’n 300 deelnemers bijeen om na te denken over de ontwikkelingen in het duurzaam investeren. „Het ontmoeten van elkaar is toch wel het voornaamste doel van dit congres”, zei Masaatsu Takehara uit het Japanse Nagasaki. Hij had er een vlucht van veertien uur voor over om het vijfde TBLI-congres te bezoeken en een uitgebreide brochure over de activiteiten en prestaties van zijn duurzaamheidsfonds Sompo te presenteren.
De meeste deelnemers zijn volgens Joos Grapperhaus van SNS Asset Management -een vermogensbeheerder- vertegenwoordigers van beleggingsfondsen. „We lijken wel masochisten dat we elkaar als concurrenten hier kwellen. Ook zijn er analisten aanwezig die gespecialiseerd zijn in duurzaam investeren. Een derde categorie bestaat uit medewerkers van bedrijven die duurzaam willen ondernemen.
De beleggingsfondsen krijgen volgens Grapperhaus op het moment weinig vermogen aangeboden. „Dat heeft waarschijnlijk alles te maken met de beursellende van de afgelopen jaren. Beleggers hebben nu andere prioriteiten dan geld steken in duurzame projecten.”
Zijn collega Jeroen Jansen van de ASN Bank -een van de twee echte duurzame banken in Nederland- is het daar niet helemaal mee eens. „Bij ons gaat de groei gestaag door. Je merkt wel dat als er in de media en de politiek aandacht is voor zaken rond milieu en duurzaamheid, dat er dan weer meer geld wordt aangeboden. Bovendien is onze instelling helemaal gericht op duurzaamheid. Dat ligt dus anders bij de concurrenten die ook een heleboel andere beleggingsproducten aanbieden.”
Wereldwijd is er al zo’n 3 biljoen dollar duurzaam geïnvesteerd, zegt organisator Robert Rubinstein in zijn openingstoespraak. „Dat is nog slechts enkele procenten van het totaal, maar de groei gaat wel heel hard. Zo is er bijvoorbeeld in Groot-Brittannië 1000 procent bijgekomen in de laatste vier jaar.” Rubinstein houdt zich al jaren volledig bezig met het promoten van het duurzaam investeren in binnen- en buitenland, onder andere door lezingen, colleges aan een MBA-opleiding en door het opzetten van deze jaarlijkse conferentie.
Hij constateert dat verschillende grote bankconcerns al duurzame beleggingsproducten aanbieden. Verder eist trendsetter Groot-Brittannië dat bedrijven sociale en milieurisico’s openbaar maken en aangeven hoe die de waardering van de onderneming op korte of lange termijn kunnen beïnvloeden. Nog een voorbeeld van vooruitgang is dat Fortis, ABN Amro en Rabobank niet langer investeren in de productie van palmolie als dat een negatieve invloed heeft op het tropisch regenwoud.
Een andere spreker, de Duitse professor Michael Braungart, hekelt het „slechte” efficiencystreven van het economisch systeem. De chemicus -gespecialiseerd in milieuvraagstukken- constateert dat daardoor veel goederen niet geschikt zijn voor recycling. Als voorbeeld noemt hij papier. Door de inkt waarmee het bedrukt is, kan papier niet eindeloos worden hergebruikt. Het boek wat Braungart daarover schreef, is daarom op wit plastic gedrukt. „De inkt kan eraf worden gewassen en het plastic kan steeds opnieuw worden gebruikt.”
Braungart pleit voor eco-effectiviteit, dat producten worden gemaakt van materialen die steeds weer opnieuw kunnen worden gebruikt. Hij ziet dit als een volgende noodzakelijke stap in het duurzaamheidsstreven. „We moeten ervan af dat we heel goedkoop pvc laten maken in Maleisië en dat het ons vervolgens vijf keer zo veel kost om het gebruikte materiaal weer af te breken en op te ruimen.”
Ook uit de daarna volgende discussie over corporate governance (goed ondernemingsbestuur) blijkt dat er nog een lange weg te gaan is. Een peiling onder de aanwezigen leert dat men vooruitgang ziet, maar dat er nog veel te doen is om de financiële stromen om te buigen naar duurzame ondernemingen.