„De sleepboten konden gaan fluiten”
Vijftig jaar geleden gaf hij het seintje dat „de klus was geklaard. De laatste caisson lag op zijn plek en de sleepboten konden gaan fluiten.” H. van Veen uit Hardinxveld-Giessendam (68) was de jongste van de vele mannen boven op deze caisson toen die in het „gat van Ouwerkerk” werd gevaren. Het laatste dijkgat na de ramp van 1 februari 1953 was daarmee gedicht. Zeeland kon opnieuw beginnen.
„Ik zie de oud-collega’s staan op de caisson. Het was toch heel wat dat je daarbij was.” Herinneringen komen boven bij het zien van oude filmbeelden van het dichten van de brede stroomgeul in de Oosterscheldedijk aan de zuidkant van Schouwen-Duiveland. Om drie minuten voor twaalf was het donderdagavond precies een halve eeuw geleden dat de laatste van de vier caissons werd afgezonken in het snelstromende water. Onder het toeziend oog van koningin Juliana. Heel Nederland was aan de radio gekluisterd toen zij het volk tegen middernacht toesprak en meedeelde dat „de dijk dicht was en de vlaggen uitkonden.” Overal weerklonk klokgelui en elders ter wereld werd gesproken van een „heroïsch staaltje” van de Nederlandse baggeraars en dijkenbouwers.
„Ik was met achttien jaar de jongste aan boord van de caisson en mocht daarom aan de sleepboten het seintje geven”, vertelt Van Veen in het Museum Watersnood 1953 in Ouwerkerk. Hij was een van de velen die aan de sluitstukken stond, gereed om de caisson te laten afzinken. „Ik liep ook op deze caisson, waarin nu het museum is gevestigd. Die werd al eerder ingevaren. Wellicht heb ik ook op andere gestaan, maar dat weet ik niet zo goed meer. Na vijftig jaar vervaagt het een en ander.”
Wel weet de Hardinxvelder, die door zijn bedrijf in 1953 naar Zeeland werd gestuurd, dat ze voor de grote klus wekenlang bezig waren met het klaarmaken van de uit Engeland afkomstige Phoenix-caissons, die ooit waren gebouwd om te gebruiken bij de landing van de geallieerden in Normandië in de Tweede Wereldoorlog. „Ze moesten behoorlijk gerenoveerd worden, na jarenlang stilliggen. We hebben het stangenstelsel geheel vernieuwd, de kogelgewrichten aangepakt en de afsluiters perfect in orde gemaakt.”
Na het sluiten van de stroomgeul werkte Van Veen nog tot vier uur ’s nachts door. „Daarna gingen we met de Broedertrouw, een sleepboot, naar ons kostadres in Zierikzee. Daar verbleef je de hele week, op vrijdagavond laat ging je naar huis en op maandagochtend kwam je weerom. Voordat ik in Ouwerkerk was, stond ik een tijd aan een mobiele pomp in Scherpenisse, later was ik wekenlang werkzaam in Bruinisse.”
Vrijwilligers van het Museum Watersnood 1953 herdachten donderdag in kleine kring, samen met andere betrokkenen, het dichten van het gat van Ouwerkerk. Het was ook de dag waarop het museum de status van Nationaal Monument kreeg. „Samen met Vught, Westerbork, Amersfoort en het Slavernijmonument”, aldus een toch wel trotse voorzitter van de Stichting Caissons Ouwerkerk, Ria Geluk. Toch is ze tegelijkertijd diep teleurgesteld over de wijze waarop dit is bekendgemaakt tijdens een internationaal congres over waterbeheersing in Amsterdam. „Door minister Remkes, in een tussenzinnetje. In het Engels, dat overigens niet om aan te horen was.” Geluk heeft de afgelopen maanden, toen duidelijk werd dat het museum deze status zou krijgen, tevergeefs gezocht naar de betekenis van deze toekenning. „Rechten of plichten, of extra geld? Dus niet. Niemand weet wat het precies inhoudt.”
Het weerhoudt de stichting er niet van met kracht te werken aan uitbreidingsplannen voor het jongste Nationaal Monument, dat dit weekend de 50.000e bezoeker van dit seizoen verwacht. „Dat moet ook wel”, zegt Ria Geluk, „want het eerste fotoboek is inmiddels gevolgd door 35 andere. Tegeltjes, oude kranten, foto’s of andere zaken, we krijgen iedere dag wel een item binnen.”
De komende jaren worden als de plannen doorgaan drie andere caissons bij het museum betrokken. Een route voert dan via de huidige museumruimte door of (via een glazen gang) langs de tweede en de derde naar de vierde. In de laatste komen onder meer een Noorse woning en een documentatiecentrum, de derde wordt door een filmmaker gebruikt voor een project over de slachtoffers van de ramp en de tweede is wellicht geschikt als groepsruimte. Door nieuwe (wandel)routes, een uitkijkpost en een pontje over een van de diepe kreken moet de omgeving meer deel gaan uitmaken van het Nationaal Monument.