Pas op de plaats
Vakantie. Er blijven elk schooljaar genoeg redenen over waarom ik het mezelf kwalijk neem dat ik schoolmeester geworden ben. Zo ben ik bovengemiddeld verstrooid, onvoldoende streng en heb ik nog nooit een methode gevonden om mijn bureau netjes te houden. Soms leg ik een stapeltje papieren boven op een stapeltje andere papieren.
Met regelmaat haal ik mijn bureau he-le-maal leeg, waarna ik consciëntieus ga beslissen wat er weer op terug mag. Pennenbak? Ja. Plakbandautomaat? Ehm… ja. Zo ga ik door. Ten slotte staat het bureau weer vol met stuk voor stuk belangrijke spullen. Want ik weet: zodra ik iets in een la stop, ben ik het kwijt. Ik vraag me weleens af of ik het stadium van de objectpermanentie –het vermogen om een beeld in het geheugen vast te houden zonder het te zien– wel bereikt heb.
Onvoldoende streng zijn is wellicht crucialer. Streng zijn, wat is dat eigenlijk? De eerste definitie die ik tegenkom: weinig vrijheid geven om het anders te doen. Als ik dus tegen mezelf zeg: je moet strenger zijn, zeg ik in feite: je moet ze minder ruimte geven om het anders te doen. Dit betekent onvoorwaardelijk dat ik zelf ook minder ruimte heb om het anders te doen. Toegegeven: dit vind ik moeilijk. Ik ga naarstig op zoek naar meer definities. Ik deins terug als ik de woorden hardvochtig en meedogenloos zie.
Geinig, bij mijn zoektocht stuit ik op de term ”strenge wijn”. Dit blijkt wijn te zijn waar je moeite voor moet doen om hem te waarderen. In dit verband zou een strenge meester dus zijn: een meester waar je moeite voor moet doen om hem te waarderen. Wel, ehm…
Dan die weerbarstige verstrooidheid. Ik word telkens afgeleid, ook bij dit schrijfsel. Een eenvoudige handreiking voor het omgaan met dromerigheid is: schrijf je doel op. Maar het doel van je onderwijs is zo complex en gelaagd. Ik kan me voorstellen dat er leerkrachten zijn die hun lessen architectonisch goed voorbereiden, en vervolgens hiaatloos lesgeven. Bij vlagen wil ik dat ook kunnen. Maar ik wil ook bij vlagen dolle pret maken, de kinderen voor de gek houden, ze natgooien en mezelf voor de gek laten houden. Na zulke momenten heb ik op de een of andere manier altijd het gevoel dat er belangrijke doelen verwezenlijkt zijn. Raar toch.
„Wat heb je aan speling?” schreef een van mijn leerlingen half juli, zwetend en met traanogen, in zijn dicteeschriftje. Ik stond paf, want een vraag van dit type had ik werkelijk het hele jaar nog niet gekregen. Sterker nog: ik wist niet eens dat een wat-heb-je-aan-vraag in groep 3 voorkwam. Uiteraard vond ik het een steengoede vraag. Ik verwijt mezelf zeer regelmatig dat ik ze te veel speling geef. Maar helemaal geen speling is ook geen optie. Sterker nog: het is net zo onmogelijk als met grijs potlood binnen de lijntjes kleuren.