De micosporen-tracers, ontwikkeld door het Nederlands Forenisch Instituut (NFI), bestaan uit speciaal behandelde vezels of een gel-achtig goedje, die onzichtbaar op voorwerpen kunnen worden aangebracht. In dit geval deden politiemensen dat op het gereedschap van de onwetende inbreker.

De inbreker, die de politie al een tijdje in het vizier had, reisde nagenoeg elke avond met de trein vanuit Amsterdam naar diverse steden in Zuid- en Noord-Holland om zijn slag te slaan. ’s Ochtends vroeg, na gedane ‘arbeid’ terug in Amsterdam, borg hij zijn inbrekersgereedschap op in een kluisje. Daar voorzagen de agenten de spullen van de tracers.

Experts van het NFI maken de tracers op maat. Ze kunnen, zegt een woordvoerder, een voorwerp linken aan een plek waar het is gebruikt, omdat daar materiaal achterblijft. Medewerkers van het NFI helpen de politie bij het terugvinden van de tracers. In het laboratorium onderzoeken zij of het ook echt om het tracermateriaal gaat. Dat is in het geval van de inbreker gebleken.

De politie arresteerde de man vlak voordat hij opnieuw wilde toeslaan. Het gereedschap dat hij bij zich had, was het gereedschap uit het kluisje. Twee eerdere inbraken konden op naam van de man worden geschreven, nadat ter plaatste sporen van de gebruikte tracers waren gevonden. Mogelijk kan de recherche nog meer inbraken aan de lijst toevoegen.