Leg verantwoordelijkheid voor onderwijs bij ouders
Maak niet de overheid, maar ouders weer eindverantwoordelijk voor het onderwijs aan hun kinderen, stelt drs. Henk Jan van Schothorst.
Staatssecretaris Dekker van Onderwijs lijkt ouders meer vrijheid van onderwijs te willen geven (RD 15-7). Uit de eerste regels van de Kamerbrief waarin hij reageert op een advies van de Onderwijsraad valt op te maken dat de staatssecretaris het onderwijs aan de ene kant ziet als een „verantwoordelijkheid” van de overheid. Aan de andere kant stelt hij dat het onderwijs vrij is en pleit hij ervoor dat ook ouders, en in hun kielzog besturen en leraren, „ruimte” wordt gegeven om hun verantwoordelijkheid te nemen voor het onderwijs.
De volgorde zou echter precies omgekeerd moeten zijn. Uitgangspunt zou moeten zijn dat onderwijs primair de verantwoordelijkheid is van ouders. Vervolgens kan worden bezien welke rol de overheid zou kunnen spelen.
Het lijkt erop dat de staatssecretaris een voorstander is van het meer vrijgeven van onderwijs. Hij wil meer ruimte creëren voor ouders om scholen op een willekeurige grondslag te stichten.
De praktijk bewijst dat dat geen slecht idee is. De afstand tussen bestuur en management aan de ene kant en ouders aan de andere kant is de laatste tijd schrikbarend gegroeid. Dat is zeker het geval bij door fusies gevormde onderwijskolossen. Deze ontwikkeling gaat ook het protestants-christelijk en reformatorisch onderwijs niet voorbij.
De groeiende kloof tussen bevoegd gezag en ouders ondermijnt de voorheen zo gekoesterde positie van ouders als medevormgever van het lokale bijzonder onderwijs. Gewone ouders zouden hier niet meer voor gemotiveerd zijn en alle ontwikkelingen in onderwijsland niet meer begrijpen. Dit maakt dat het bestuurswerk in toenemende mate door professionals moet worden gedaan.
Schoolverenigingen zouden niet meer van deze tijd zijn en vervallen steeds meer tot onpersoonlijke stichtingen. Via medezeggenschapsraden wordt geprobeerd ouderzeggenschap in afgeleide vorm nog enigszins vorm te geven. De praktijk bewijst echter dat dat geen doorslaand succes is.
Al deze ontwikkelingen maken dat het moeilijk wordt voor ouders om als eigenaren verantwoordelijkheid te nemen voor de inhoud en vormgeving van het onderwijs aan hun kinderen. We zien met eigen ogen hoe onze scholen en kinderen ons uit handen glippen.
Een deel van de oplossing zou kunnen zijn om lokaal gekozen organen te installeren die daadwerkelijk zeggenschap hebben over het onderwijs.
Met een fusietoets en ruimere stichtingsmogelijkheden voor ouders zit de staatssecretaris op de goede weg. Het probleem dat ik echter met de positie van deze liberale politicus heb, is dat hij uiteindelijk toch de overheid boven de ouders zet. Zijn uitgangspunt, namelijk dat de overheid hoofdverantwoordelijk is en bepaalt binnen welke bandbreedte het onderwijs aan onze kinderen wordt gegeven, laat hij nimmer vallen. Integendeel. Hij wil behalve naar leerplicht ook toe naar schoolplicht.
Dit laatste blijkt uit zijn verwijzing naar het Duitse systeem: „In Duitsland houdt leerplicht schoolplicht in, en die keuze is door het Europees hof goedgekeurd. Daar is bepaald dat het keuzerecht van ouders ondergeschikt is aan het recht op onderwijs.” Het niet nakomen van schoolplicht leidt daar tot hoge geldboetes of zelfs gevangenisstraffen. Bijvoorbeeld als je je kinderen niet wilt laten deelnemen aan verplichte maar bedenkelijke meerdaagse schoolreisjes of lessen over seksuele vorming.
In Nederland is men sinds 1969 bijzonder terughoudend met thuisonderwijs. Dit omdat het in strijd zou zijn met opvoedingsbelangen van het kind. „Schoolonderwijs is vanaf dat moment de norm en dit uitgangspunt geldt voor mij nog steeds”, onderstreepte staatssecretaris Dekker.
Betekent dit dat er voor ouders geen enkele rol meer is weggelegd? Nee, niet helemaal. Ouders en hun scholen hebben nog ruimte binnen de door de overheid vast te stellen kaders. Maar de toebedeelde ruimte versmalt en het opgelegde plichtenpakket breidt zich voortdurend uit. Neem de in toenemende mate opgelegde gelijkheidsideologie, uitkomend in bijvoorbeeld de acceptatieplicht van leerlingen en personeel. Deze zaken geven, ondanks de geboden mogelijkheid om (onbekostigde) particuliere scholen op te richten, aan hoe betrekkelijk de nu nog bestaande vrijheid van het geven van christelijk onderwijs is.
Mijn advies: laat de overheid stoppen met het verzinnen van allerlei verplichtingen en beperkingen, en meer ruimte bieden voor particulier initiatief en eigen invulling van het onderwijs. De individuele vrijheid moet gewaarborgd blijven, inclusief de keuze voor thuisonderwijs.
In Amerika en in veel Europese landen volgen miljoenen kinderen met succes thuisonderwijs. Door de regelgeving hiervoor te versoepelen, kan ook op het terrein van het onderwijs de vrije markt z’n werk doen.
Het gezin moet weer het vertrekpunt worden voor te maken onderwijskeuzes. Ouders moeten het onderwijs naar eigen overtuiging kunnen vormgeven. De overheid schrijft slechts basisvereisten voor.
Politici, vergun ons als ouders, besturen en leraren –in deze volgorde!– de belangen van en het onderwijs aan de ons toebetrouwde kinderen in vrijheid vorm te geven.
De auteur heeft kinderen op de Verhoeff-Rollmanschool in Bodegraven en is lid van Educatis, de schoolvereniging voor christelijk onderwijs op reformatorische grondslag te Utrecht.