Rekenkamer: nog steeds problemen met zwerfjongeren
De problemen met de opvang van zwerfjongeren zijn nog steeds niet opgelost. Nog steeds werken verschillende instanties zoals gemeenten en hulpverleners niet goed met elkaar samen. Het extra geld dat door het kabinet beschikbaar is gesteld, ligt voor een deel nog op de plank. De afgelopen twee jaar zijn er ongeveer vijfhonderd zwerfjongeren bijgekomen.
Dit schrijft de Algemene Rekenkamer in een rapport over de opvang van zwerfjongeren dat donderdag is gepresenteerd.
Volgens de Rekenkamer moet het ministerie van Volksgezondheid niet te snel denken dat het wel goed komt met de opvang van de zwerfjongeren. Speciaal beleid blijft de komende jaren nodig. Gebeurt dit niet, dan zullen de jongeren, aldus de Rekenkamer, tussen wal en schip blijven vallen.
De Rekenkamer uitte vorig jaar in een rapport ernstige kritiek op de hulpverlening aan zwerfjongeren. Nu constateert de organisatie dat er sindsdien wel enige verbetering te zien is, maar dat de problemen nog lang niet zijn opgelost.
In Nederland zwerven ongeveer 3200 jongeren dakloos op straat. Vaak zijn ze verslaafd, crimineel en hebben ze ernstig psycho–sociale problemen. Er zijn slechts 320 opvangplaatsen voor de jongelui.
Het kabinet stelde in 2002, na het alarmerende rapport van de Rekenkamer, 16,3 miljoen euro extra beschikbaar voor de maatschappelijke opvang en verslavingszorg. 3 miljoen van dat bedrag moest exclusief worden bestemd voor de zwerfjongeren. Volgens de Rekenkamer is ongeveer 1 miljoen inderdaad uitgegeven aan verbetering van de zorg voor de groep. Een ander miljoen is naar de algemene maatschappelijke opvang gegaan. 50 miljoen is bestemd voor projecten die nog moeten beginnen. En nog eens 50 miljoen staat onbenut op de bank.
Van de 43 gemeenten die zich met de opvang van de jongeren bezighouden, hebben er negen nu een samenhangende aanpak. Organisaties hebben er specifiek beleid voor de jonge zwervers en werken met elkaar samen.
Het ministerie van VWS heeft zich onder meer tot doel gesteld meer gemeenten bij het ketenbeleid te betrekken. Maar volgens de Rekenkamer weten veel van die gemeenten dat niet eens.