Journalisten vragen Veiligheidsraad om becherming
NEW YORK (AP). Vier journalisten hebben woensdag voor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gezegd dat wereldleiders meer moeten doen om verslaggevers in conflictsituaties bescherming te bieden. Een van hen zei dat journalisten soortgelijke bescherming verdienen als diplomaten.
Buitenlandcorrespondent Richard Engel van het Amerikaanse NBC gaf toe dat het beschermen van journalisten lastiger is dan voorheen, omdat het tegenwoordig moeilijker is uit te maken ‘wie een journalist is en wie een activist’. „Wij zijn allemaal bloggers en rauwdouwers met camera’s. Er is absoluut geen respect meer voor beroepsjournalisten”, zei Engel. Beroepsjournalisten zouden erkenning moeten krijgen, ‘en net zoals u in de diplomatieke gemeenschap erkenning nodig heeft om objectief te zijn, hebben wij bescherming nodig als u beroepsmensen wilt die objectief zijn’, zei hij tegen de VN-ambassadeurs.
Kathleen Carroll van Associated Press, vicevoorzitter van het Comité ter Bescherming van Journalisten (CPJ) , zei dat journalisten in conflictsituaties de ogen en oren zijn van het publiek, door naar plaatsen te gaan waar anderen niet kunnen komen en vragen te stellen die anderen niet kunnen stellen. „Een aanval op een journalist is een aanval op de gewone burger, een aanval op het recht van burgers op informatie over hun gemeenschappen en instellingen”, zei Carroll.
Het was voor het eerst dat de Veiligheidsraad journalisten uitnodigde om hun zegje te komen doen. Dit gebeurde op initiatief van de Verenigde Staten, deze maand voorzitter van de raad. Vertegenwoordigers van een stuk of vijftig landen voerden eveneens het woord.
Vicesecretaris-generaal van de VN Jan Eliasson zei dat in het afgelopen decennium meer dan zeshonderd journalisten zijn gedood, 41 van hen vorig jaar in Syrië. Eliasson merkte op dat ook veel journalisten gevaar lopen in gebieden zonder gewapend conflict. „De meeste vermoorde journalisten, vijf op de zes, worden in hun eigen woonplaats vermoord in verband met lokale verhalen, misdaad en corruptie”, zei Carroll. Eliasson noemde het onaanvaardbaar dat meer dan negentig procent van de moorden op journalisten onbestraft blijft.
Mustafa Hajji Abdinur van Agence France Presse zei dat hij net als veel andere journalisten in Somalië ten dode is opgeschreven. „Ik ben hier eenvoudig omdat ik geluk heb gehad, omdat de schutters die zo veel van mijn collega’s, mijn vrienden, hebben vermoord, mij nog niet hebben gevonden. Door mij hier te vertonen, vergroot ik de kans dat ik word gedood als ik naar huis terugga.” Desondanks blijven journalisten hun werk doen, ‘omdat er zonder vrije pers geen vrijheid kan zijn in een land. (…) Door ons werk te doen denken wij levens te redden’.
Ghaith Abdul-Ahad, een Iraakse correspondent van The Guardian die in Libië en Afghanistan gevangen heeft gezeten, riep de Veiligheidsraad op ‘journalisten te erkennen als onderdeel van een humanitaire inspanning om een verhaal te vertellen’.
„Velen van u haten ons, dat weet ik. Het is een teken dat wij ons werk goed doen als wij u kwaad weten te maken. Maar er moet een balans zijn. Laat ons er gewoon zijn. Behandel ons als mensen. Vermoord ons gewoon niet.”