In de Grote Kerk te Goes zaten vrouwen gevangen
GOES. Een gevangenis in een kerk. Het is nu ondenkbaar, maar van 1811 tot 1865 was het de praktijk in Goes. Vrouwelijke gevangenen zaten in die jaren in een ruimte boven de consistorie van de Grote Kerk. Door de overlast die dat veroorzaakte, moesten vergaderingen en catechisatielessen soms worden afgelast.
Het is een van de wetenswaardigheden uit ”Stappen in en om de Grote Kerk in Goes”. Eerder deze zomer verscheen dit boek, geschreven door gemeentearchivaris Allie Barth en historicus dr. Albert Kort. In de rijk geïllustreerde uitgave –vrijwel niet één bladzijde is zonder afbeelding– beschrijven de twee de geschiedenis van de Grote of Maria Magdalenakerk in Goes vanaf de middeleeuwen tot nu toe. Daarbij hebben ze vooral aandacht voor de bouw en het gemeenteleven.
„Eeuwenlang is de hervormde kerk de spil van de samenleving geweest”, schrijven de auteurs. „De kerk en het kerkgebouw speelden een belangrijke rol in het dagelijks leven. Het luiden van de klok bepaalde het ritme van de tijd en de dagindeling. De toren vormde voor veel mensen een belangrijk oriëntatiepunt. De dominee sprak over leven en dood, over de zin van het bestaan en het menselijk lijden. Samen met de leden van de kerkenraad hield hij toezicht op het leven van de mensen.”
Censuur
Dat laatste resulteerde er nogal eens in dat er mensen onder censuur werden geplaatst. Enkele voorbeelden daarvan passeren de revue. „Het was voor de kerkenraad vaak lastig om te bepalen of kerkelijke tucht zou worden toegepast”, aldus Barth en Kort in het hoofdstuk over het gemeenteleven in de zestiende en de zeventiende eeuw. „Het ging niet alleen om zonden tegen de leer, zoals ketterij, afval van de christelijke religie, tegenspreken en lasteren van God, Zijn Woord en de sacramenten en het verzuimen van het avondmaal uit verachting van alle goede vermaningen van de kerkenraad. Er waren ook nog zonden als doodslag, overspel, verkrachting, bloedschande, ongeoorloofde bijslaap, diefstal, toverij, dronkenschap en straatschenderij.”
Veel aandacht is er in het boek voor de verhouding tussen kerk en stadbestuur. Deze hadden elkaar nodig. „De kerk kon haar gezag in veel gevallen alleen met behulp van de overheid laten gelden en het stadsbestuur zag de kerk als een instrument om de openbare orde te handhaven.”
Voor de handhaving van de zondagsrust kon de kerk bij het stadsbestuur aankloppen. Dat deed er alles aan om de deuren van de middenstand op zondagen gesloten te houden. Zo werd in 1751 besloten „het kopen en verkopen op zondagen en inzonderheid onder de verkondiging van des Heeren Woorden als nog strikt te verbieden, op poene dat zij die zich daar aan mochten schuldig maken telkens boven verbeurte van de verkochte goederen en waren, vervallen zullen in een boete van een pond vlaams.”
Echter, de zondagsrust mocht volgens de raadsleden niet ten koste gaan van de handel. Daarom besloot het stadsbestuur alleen op te treden bij aanstootgevende uitspattingen, en niet bij „de gewone ingetoge ordentelijkheid.”
Een lust voor het oog zijn de afbeeldingen in het boek van het Marcussenorgel in de Goese Grote Kerk. Kort en Barth besteden er uitgebreid aandacht aan. „’t Is goet datmen den Heere love ende uwen Naam psalm singht o allerhoogste”, staat op de lijst aan de onderkant van het orgel. Het instrument dateert uit 1970 en bevat stemmen van vroegere orgels uit de kerk. Erboven hangt een zogenoemde Turkse kap uit 1739, die het een groter aanzien moest geven. Abraham Busschop beschilderde rond 1711 de luiken aan het orgel dat Jacob Cool uit Rotterdam ontwierp. Deze sieren ook het Marcussenorgel.
Diaconaat
In een van de laatste hoofdstukken besteden de auteurs meer dan dertig bladzijden aan de geschiedenis van de diaconie in de Goese hervormde gemeente. Op basis van notulen van de diaconie tonen de schrijvers aan hoezeer de armenzorg veranderde in de loop der eeuwen.
Al die jaren zag de diaconie nauwlettend toe op haar uitgaven. Weersomstandigheden, leeftijd, familiekring, op alles werd gelet voordat een armlastige een uitkering kreeg.
Zo kreeg de weduwe Zandee in 1910 geen uitkering, omdat haar kinderen door de diakenen gesignaleerd waren op fietsen. „Die hebben ze zeker moeten huren, dus daar kan het geld niet voor worden gegeven.”
Stappen in en om de Grote Kerk in Goes, Albert Kort en Allie Barth; uitg. Het Paard van Troje, Goes, 2013; ISBN 978 90 71937 18 7; 304 blz.; € 29,95.