Kerk & religie

George Wishart preekte voor pestlijders

„Dit land zal verlicht worden met het licht van het Evangelie van Christus, zo helder als het nooit eerder geweest is, in welk land ook, sinds de dagen van de apostelen.” Deze woorden sprak de Schot George Wishart (ca. 1513-1546) voor zijn dood op de brandstapel in St. Andrews.

L. J. van Valen
17 July 2013 12:12Gewijzigd op 15 November 2020 04:47
In de Schotse stad Dundee preekte Wishart tijdens een pestepidemie bij de East Port. Foto Wikimedia, Kim Traynor
In de Schotse stad Dundee preekte Wishart tijdens een pestepidemie bij de East Port. Foto Wikimedia, Kim Traynor

Wishart verwachtte grote dingen voor Schotland, maar heeft deze zelf niet meegemaakt. Zijn mantel als reformator ging over op John Knox, die met veel achting over hem sprak. Het is 500 jaar geleden dat Wishart werd geboren, als zijn veronderstelde geboortejaar tenminste correct is.

Wishart was afkomstig uit Pittar­row, bij Montrose, in het Schotse graafschap Angus. Hij studeerde theologie in Leuven in de Nederlanden, waar hij in 1532 zijn mastergraad behaalde. Over zijn jeugd is weinig bekend. Volgens de overlevering was hij leraar in Montrose, waar hij met zijn studenten ook het Nieuwe Testament in het Grieks bestudeerde. In die tijd moet hij in aanraking zijn gekomen met de leer van de Reformatie. In ieder geval werd hij door de bisschop van Brechin opgeroepen om zich daarvan rekenschap te geven. Wishart vluchtte naar Engeland en vestigde zich in Bristol.

Ook daar zocht de inquisitie hem en werd hij gevangengenomen. Vanwege zijn populariteit werd hij echter weer vrijgelaten. Maar toen de „hardnekkige Schot” in mei 1539 in een preek in de St.-Nicholaskerk openlijk de leer van de officiële kerk aanviel, werd hij beschuldigd van ketterij. Wishart verscheen voor een kerkelijke rechtbank waarin ook de latere hervormer Thomas Cranmer zitting had. De zaak liep met een sisser af. Wishart wist naar het Europese continent uit te wijken en bleef daar tot 1542.

Over de drie jaar van zijn ballingschap is weinig bekend. Het is wel zeker dat hij met verschillende hervormers contact had. Wishart maakte studie van de eerste Zwitserse geloofsbelijdenis, de Confessio Helvetica, die hij in het Engels vertaalde. Deze versie werd na zijn dood gedrukt.

In 1542 keerde hij terug naar het Britse eiland, waar hij eerst aan het Corpus Christi College in Cambridge werkzaam was, in die jaren een ‘broeinest’ van de Engelse Reformatie. In het gezelschap van enkele Schotse gelijkgezinden vertrok hij een jaar later naar zijn geboorteland. Hij huurde een woning bij de kerk van Montrose waarin hij voor belangstellenden de Schrift uitlegde. Van hieruit reisde hij door de omgeving om het Evangelie te verkondigen. Ook preekte hij in andere gebieden, zoals in Ayr, aan de westkust van Schotland. John Knox vergezelde hem naar Perth en naar het graafschap Fife en Leith.

Meermalen ontsnapte Wishart aan pogingen om hem te arresteren. Aartsbisschop kardinaal David Beaton bleef hem echter achtervolgen.

In de stad Dundee preekte Wishart tijdens een pestepidemie bij de East Port. Het volk stroomde toe en velen werden door zijn prediking geraakt. Hij bezocht zieken en armen om hun de vertroostingen van het Evangelie van Christus door te geven. De overblijfselen van de East Port getuigen nog van die voor de lijdende burgers onvergetelijke tijd. „Hij klom op een verhoging en stond letterlijk tussen levenden en stervenden”, aldus een tijdgenoot. Wisharts woorden waren als balsem voor de geestelijke wonden en boden eeuwigheidsperspectief voor hen die door de pest werden neer­geveld. Zo werd Wishart bekend in Dundee en daarbuiten.

Kardinaal Beaton, die zijn residentie in St. Andrews had, werd bij het horen van het nieuws uit Dundee nog meer verbitterd. Knox verhaalt „dat tijdens Wisharts werken van barmhartigheid in Dundee de satan zijn zoon, de kardinaal, opporde om de rechte wegen van de Heere te verkeren.” Toen Wishart de gelegenheid vond om in de kerk te preken, probeerde een priester-sluipmoordenaar hem te doden. Het volk wilde de man grijpen, maar Wishart riep de woedende menigte toe: „Doe hem geen kwaad, want hij heeft me niets gedaan. Deze man heeft ons juist een dienst bewezen door ons te laten zien wat we te wachten hebben in de toekomende tijd.”

Ondanks waarschuwingen van vrienden ging Wishart door met preken. Hij beperkte zich niet alleen tot de lieflijke tonen van Gods boodschap, maar sprak ook van oordeel en verdrukking. In Haddington voorspelde hij dat de stad zware tijden zou meemaken, wat ook is gebeurd.

Begin 1546 was Wishart in Ormiston. Het was alsof hij zijn naderende levenseinde voorvoelde. In het huis van John Cockburn liet hij na de maaltijd Psalm 51 zingen. De volgende morgen nam de graaf van Bothwell, die met een bende van 500 man in de stad was gekomen, hem gevangen. Hij werd naar kasteel Elphinstone gebracht en daar ingesloten. Vandaar werd hij naar St. Andrews overgebracht. De kardinaal was verheugd dat zijn aartsvijand kon worden berecht.

De tekst van het verhoor van Wishart is bewaard gebleven. Het doods­vonnis volgde. Het laatste antwoord op de vragen die Wishart gesteld werden, getuigt van zijn grote zachtmoedigheid: „Onze goedertieren en genadige Heere vergeve hen die zulke dingen van mij zeggen. Ik weet vast uit het Woord van God dat degene die gelooft in Jezus Christus en daarin standvastig blijft, nooit zal slapen, maar eeuwig zal leven… En in dat leven zullen komen alleen die in Hem geloven en eeuwige blijdschap zal op hun hoofden zijn. Amen!”

Voor het kasteel van St. An­drews werd het schavot opgesteld waar Wishart op 1 maart 1546 naartoe gevoerd werd. Kardinaal Beaton keek vanuit het venster met voldoening toe toen Wishart aan de staak werd vastgebonden en het vuur werd aangestoken. Met grote vrijmoedigheid getuigde de martelaar van zijn hoop in de eeuwige heerlijkheid, maar hij kon niet nalaten het oordeel over de kardinaal uit te spreken en te voorspellen dat hij „binnen weinige dagen vol schande zou liggen op de dezelfde plaats waar hij nu vol pracht en praal verblijft.” Enkele dagen later werd Beaton daar vermoord. Op de plaats waar Wishart werd terechtgesteld, staan de letters G en W in een steen gegrift.


Onze enige Middelaar

„Het is duidelijk in de Schrift te vinden dat we slechts één God moeten eren en aanbidden. Denk maar aan het eerste gebod. Maar wat betreft het aanbidden en vereren van heiligen, is er onder velen sterke twijfel gerezen over het nut daarvan. Daarom riep ik in mijn preken alle hoorders op de onzekere weg te verlaten en de zekere weg te bewandelen, om te worden onderwezen door onze Meester Christus, Die onze enige Middelaar is en voor ons tussentreedt bij God de Vader. Hij is de Deur door Welke wij moeten binnengaan in de stal der schapen.”

Bron: ”Vervolgd doch niet verlaten”, D. Polinder, Zwijndrecht, 1987


Lees ook:

George Wishart (1513-1546) deel 1 (De Saambinder, 10-10-1946)

George Wishart (1513-1546) deel 2 (De Saambinder, 31-10-1946)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer