Joodse Tempelbergactivisten spelen gevaarlijk spel
De Joden herdenken vandaag de verwoesting van de tempel, een van de droevigste dagen op de Joodse religieuze kalender. Intussen wordt de druk opgevoerd om de Tempelberg in Jeruzalem als Joodse gebedsplaats open te stellen.
Nationaalreligieuze Joodse groepen in Israël oefenen zware druk uit op de Israëlische premier Benjamin Netanyahu om een deel van de Tempelberg open te stellen als Joodse gebedsplaats. Nu valt de berg onder het bestuur van moslims.
„Dat is gevaarlijk spel”, zegt professor Menachem Klein, als politicoloog verbonden aan de Bar Ilanuniversiteit en aan Ir Amim. Deze organisatie beoogt een politieke regeling voor Jeruzalem waarin zowel Israëliërs als Palestijnen zich kunnen vinden.
Historie
In het jaar 70 na Christus verwoestten de Romeinen de tweede tempel. Nadat de moslims in het jaar 638 Jeruzalem veroverden, bouwden ze op de Tempelberg de Rotskoepel en de al-Aqsamoskee. Volgens de traditie van de moslims maakte Mohammed vanaf deze plaats een nachtelijke reis naar de hemel. Moslims noemden de berg Haram al-Sharif (”het edele heiligdom”).
De heerschappij van de moslims over de berg bleef van kracht, behalve in de tijd van de kruisvaarders. Toen Israël in 1967 Oost-Jeruzalem veroverde en daar de soevereiniteit kreeg, besloot de toenmalige minister van Defensie, Moshe Dayan, het bestuur over de Tempelberg weer over te dragen aan de islamitische autoriteiten.
Het opperrabbinaat bepaalde dat Joden de voor hen heilige berg niet op mochten, omdat het niet bekend is waar het heilige der heiligen zich had bevonden. Daardoor zouden zij onbedoeld een verboden plaats kunnen betreden. Voor zover Joden toch de berg opgingen, stonden de moslimautoriteiten het hun niet toe daar te bidden.
Volste recht
Activisten voor Joodse rechten op de Tempelberg zijn het echter oneens met de regeling die na 1967 heeft gegolden. Ze vinden dat Joden het volste recht moeten krijgen op de plek te bidden waar vroeger de eerste en de tweede tempel stonden. Sommigen vinden zelfs dat de Joden de derde tempel op die plaats moeten bouwen. Deze groepen speelden tot 2000 een marginale rol. Vandaag de dag is dat echter totaal anders.
„Jaarlijks gaan Joden tussen de 10.000 en de 15.000 keer de Tempelberg op”, zegt prof. Menachem Klein, die een rapport samenstelde over de Tempelbergactivisten. „Vaak gaat het om dezelfde personen. Er is sprake van een grote toename van het aantal bezoeken door Joden. De meesten van hen worden gedreven door religieuze en nationalistische motieven.”
Een opmerkelijke verandering is dat er connecties bestaan tussen de regering en de Tempelberggroepen. De steun aan de activisten loopt via verschillende ministeries. Het Tempelinstituut, dat voorwerpen zegt te maken die priesters straks in de derde tempel moeten gebruiken, kreeg bijvoorbeeld vorig jaar 190.000 sjekel (40.000 euro) van het ministerie van Onderwijs. Verder biedt een aantal Knessetleden deze groepen politieke en morele ondersteuning.
Uitstapjes
Prof. Klein vertelt verder dat toenmalig minister van Onderwijs Gideon Sa’ar in 2010 begon met het regelen van uitstapjes voor leerlingen van basisscholen en middelbare scholen naar Jeruzalem. In augustus 2012 rapporteerde het ministerie dat meer dan 30.000 jongens en meisjes de Tempelberg hadden bezocht.
Verder houdt de afdeling voor godsdienstonderwijs van het ministerie van Onderwijs zich bezig met het promoten van lessen over de tempel. Klein: „Het gaat om een nieuw lespakket. De studie van de tempel wordt namelijk steeds belangrijker geacht. Jarenlang bleef het onderwerp onderbelicht, omdat we dachten dat herbouw van de tempel niet realistisch was. Nu is de veronderstelling dat het onderwerp wel degelijk relevant is.”
Scholen kunnen aandacht besteden aan de tempel tijdens lessen over geschiedenis, geografie of de studie van religieuze teksten. Het ministerie van Onderwijs biedt eveneens een lijst van boeken aan over de Tempelberg en de Joodse tempel. Voor een deel zijn deze uitgaven geschreven door activisten van de Tempelberggroepen.
Voorwaarden
Prof. Klein adviseert de Israëlische regering voorwaarden aan de steun te stellen. Zo’n voorwaarde moet bijvoorbeeld zijn dat het onderwijs ook aandacht besteedt aan de rechten van de moslims om daar te bidden, vervolgt hij. „En aan een prominente Joodse denker als Maimonides, die zei dat het offeren van dieren paste bij de oude wereld, waarin vele volken dieren offerden –elke natie aan zijn eigen god–, maar dat dit vandaag niet meer van belang is. Er is een debat gaande in het judaïsme over de manier waarop aanbidding moet plaatshebben. Dat zouden leerkrachten ook gewoon moeten zeggen. Als de regering geen voorwaarden stelt, ontstaat het beeld dat zij deze radicale groepen steunt.”
Druk
Voorstanders van het Joodse recht om op de Tempelberg te bidden, oefenen druk uit op premier Netanyahu om daar eenzelfde regeling te treffen voor Joden als in de Grot van de Aartsvaders in Hebron, die moslims de Ibrahimi-moskee noemen. Daar bestaan verschillende gebedstijden en secties voor Joden en moslims, zodat ze elkaar niet in de haren vliegen.
Prof. Klein zegt dat Jordanië druk op premier Netanyahu uitoefent. De hoogleraar wijst erop dat er recentelijk een akkoord is gesloten tussen de Palestijnse president Mahmud Abbas en de Jordaanse koning Abdullah II over de zogeheten heilige plaatsen in Jeruzalem.
De Jordaanse monarch is de enige die Israël ervan kan weerhouden de status van de Tempelberg te veranderen. Ook is premier Netanyahu bang voor een herhaling van de gewelddadigheden die ontstonden nadat hij in 1996 besloot een tunnel langs de Westelijke Muur te openen.
Prof. Klein –zelf religieus– zegt dat de activisten zich beroepen op godsdienstvrijheid. Maar toen hij deze argumentatie analyseerde, bleek dat ze zich niet baseren op universele waarden, maar vooral op nationalisme. Ze willen dat de staat gebedsrechten afdwingt omdat de staat soevereiniteit bezit.
Volgens prof. Klein moet Israël de soevereiniteit over het gebied juist loslaten. Daarna kunnen Joden de islamitische staten of de beheerders van de Tempelberg vragen gebedsplaatsen toe te wijzen aan aanhangers van andere godsdiensten, bijvoorbeeld op het zuidelijke deel van het plein.
Prof. Klein begrijpt dat er onder de huidige omstandigheden geen kans is dat de moslims zo’n verzoek zullen inwilligen, maar als Israël en de Palestijnen een regeling treffen voor Jeruzalem is dat mogelijk wel het geval. Het was de Jordaanse koning Hussein die in 1995 voorstelde dat geen van de partijen de exclusieve soevereiniteit in de Oude Stad van Jeruzalem zou opeisen, maar dat het stadsdeel onder Gods soevereiniteit geplaatst zou worden.
„Dit is echter niet de manier waarop de Tempelbergactivisten redeneren. Zij vermengen zionisme, nationalisme, de soevereiniteit van de staat en religieuze claims met elkaar. Dat is een gevaarlijk spel. Het lijkt op wat radicale nationale staten doen. Dit is politiek judaïsme, zoals we ook een politieke islam kennen”, aldus Klein.