Delftse oecumene in expositie Museum Het Prinsenhof
Eeuwenlang trokken de kerken die Delft rijk is gescheiden op. Een tentoonstelling over de muziek en de liturgie van de verschillende tradities brengt de denominaties letterlijk en figuurlijk bij elkaar. Op een historische plaats: Museum Het Prinsenhof.
De voormalige eetzaal van prins Willem van Oranje is mooi gekozen als decor voor de tentoonstelling ”Hemelse klanken”, die vrijdag van start ging. De plafondschildering die de Delftse schilder Leonard Bramer hier in 1667-1668 in opdracht van het stadsbestuur aanbracht –de hemelvaart van Christus– past goed bij de expositie.
Helaas is de muurschildering die Bramer óók aanbracht, verdwenen. Zes grote banners met historische afbeeldingen van interieurs en orgels van Delftse kerken, moeten de sfeer van de 17e eeuw toch een beetje terugbrengen.
In sommige kerken is die historische sfeer nog altijd tastbaar, blijkt uit de beamerpresentatie waarin de interieurs van de huidige 22 Delftse kerken langskomen. De Oude en de Nieuwe Kerk, bijvoorbeeld. Maar ook de remonstrantse Genestetkerk, de Waalse kerk en het voormalige Jorisgasthuis, waarin de luthersen kerken. Andere interieurs lijken als zaal met zeil vooral een functionele betekenis te hebben, inclusief lelijke plastic stoelen (Vierhovenkerk) en een muziekdraaitafel (christelijke gemeente Levend Water). Sober en eenvoudig (de kleine christelijke gereformeerde en de gereformeerde gemeente) staat naast warm en weelderig (de roomse Maria van Jessekerk en Sint-Hippolytuskapel).
Harmonium
Hoe het interieur van een kerk is vormgegeven, heeft alles te maken met welke liturgie een denominatie voorstaat en welke muziek er klinkt, lijkt de gedachte te zijn. Want over muziek en eredienst gaat het in deze tentoonstelling.
Dat is wel een aanduiding die wat te veel verwachtingen oproept. Want wie denkt dat hij, als hij de voormalige eetzaal verlaat, van elke Delftse kerk precies weet welke muziek er klinkt, uit welke liedbundel er gezongen wordt en welke liturgische rituelen er plaatsvinden, heeft het mis. De beroemde orgels van de Oude en de Nieuwe Kerk of het gerestaureerde Maarschalkerweerdorgel van de Maria van Jessekerk komen niet eens in beeld; evenmin krijgt de bezoeker een exemplaar van de berijming van Datheen (waaruit ook hier eeuwenlang gezongen is) of die van 1773 te zien. Zelfs het Liedboek voor de kerken is niet aanwezig.
De expositie is vooral een leuke verzameling van meer dan zestig voorwerpen afkomstig uit de Delftse kerken, meestal beheerd door de Stichting Kerkelijk Erfgoed Delft (SKED). En dan gaat het vooral om gebruiksvoorwerpen als een protestantse avondmaalskan, doopschaal en doopkan tegenover een rooms-katholieke miskelk, monstrans, pyxis en ciborie; om de protestantse toga’s versus de rooms-katholieke kazuifels; om een Statenbijbel uit 1667 naast een kerkmissaal en vesperboeken.
Op muziekgebied blijft het nodige onduidelijk. Een harmonium vertelt meer over de huiskamer dan over de eredienst; en in plaats van de koraalbundel met Duitse gezangen had er beter een bundel van Johannes de Heer op kunnen staan. Het Kroesbergenklavecimbel uit 1974 is mooi, maar wat het met de Delftse kerken te maken heeft, wordt niet verteld. En wat is de achtergrond van het liedboek dat in de vitrine met protestantse attributen ligt?
Uit boxen aan het plafond komt intussen voortdurend muziek. Het ”Ave Maria” in diverse bewerkingen uit de ene box, ”Een vaste burcht” van Jan Zwart en ”Welk een vriend is onze Jezus” uit de andere. Dwars door elkaar heen… Waarom Christian Faddegon, die de orgelopnamen speciaal voor deze tentoonstelling maakte, geen Delfts orgel bespeelt, maar koos voor het instrument in de Duitse kerk in Den Haag, is een raadsel.
Leuk is intussen de houten trekharmonica waarmee in de lutherse kerk de samenzang werd begeleid voor er een orgel kwam. Dat de gereformeerden vóór de invoering van de orgelbegeleiding op aangeven van een voorzanger zongen, wordt echter niet verteld.
Gloeiend ijzer
Indrukwekkend is de brief die Alva in 1571 aan het stadsbestuur van Delft stuurt. In de stad wordt ene Commer Euwoutsz. gevangengehouden. Als het dezelfde is als de ketter die Alva zoekt en hij bij zijn dwaling blijft, moet Delft de man levend verbranden. Om te voorkomen dat hij bij het verlaten van de gevangenis zijn ketterse praatjes nog snel rondstrooit, moet men met een gloeiend ijzer zijn tong aanraken, zo sommeert de hertog.
Een andere geest spreekt uit de ordonnantie over de „enigheid van beide religies” die Willem van Oranje een jaar later laat opstellen. Ook al heeft Delft de kant van de Reformatie gekozen, de rooms-katholieken mogen in vrijheid hun godsdienst blijven uitoefenen.
Bij die oecumenische geest sluiten de samenstellers van de expositie graag aan, dat is duidelijk. Want „al die ware kerken zagen eeuwenlang afwijkingen van hun eigen leer als ernstige fouten”, zo heet het. „En de zielen van andersgelovigen gingen hoogstwaarschijnlijk verloren.” Maar dat is gelukkig verleden tijd. „De laatste decennia is er ook binnen de Delftse kerken meer aandacht voor wat ze gemeenschappelijk hebben en zien ze zichzelf niet meer als alleenzaligmakend.”
Het heeft dan wel even geduurd voor de dialoog en samenwerking op gang kwamen, „maar intussen bestaat de Delftse Raad van Kerken alweer 50 jaar!” klinkt het bijna juichend.
Hemelse klanken
In de tentoonstelling ”Hemelse klanken. Muziek en erediensten in de Delftse kerken” werken de Stichting Kerkelijk Erfgoed Delft (SKED) en het Delft Chamber Music Festival samen. Het tiendaagse kamermuziekfestival, dat op 26 juli van start gaat, heeft dit jaar als thema ”I Believe. Geloof in muziek”.
De expositie is tot 1 september te bezichtigen. Museum Het Prinsenhof is elke dag, met uitzondering van maandag, van 11.00-17.00 uur geopend.