Geen titel
In het pastoraat in verpleeghuis Salem ontmoet je bewoners die, al dan niet uitgesproken, moeite hebben met de onbegrijpelijke wegen die de Heere met hen houdt. Dat is niet alleen bij hen het geval, maar ook bij hun familie. We kunnen ons ook niet indenken wat er bedoeld wordt als iemand dag in dag uit aan bed gekluisterd is of altijd in een rolstoel moet zitten, geen kant op kan en zelfs niets kan zeggen.
We kunnen ons er geen voorstelling van maken wat het betekent wanneer iemand zich zo oneindig moe voelt dat hij zijn lichtgewicht beker niet naar zijn mond kan brengen om te drinken, maar daarbij door de verzorging geholpen moet worden. Of dat een vrouw zo in de war is dat zij haar man en kinderen niet meer herkent. En dan noemen we nog maar enkele voorbeelden.
Wat een leed en verdriet, zowel bij bewoners als familie! We kunnen ons dan heel goed voorstellen dat het waarom bruist in het hart of over de lippen komt. Natuurlijk weten we, opgevoed in de dingen van Gods Woord, heel goed dat we de vraag naar het waarom beter niet kunnen stellen, maar dat we dienen te vragen naar het waartoe. Maar daar is een mens in het verpleeghuis niet altijd mee geholpen.
Want doorgaans worden deze zaken naar voren gebracht door mensen met gezonde handen en voeten, aan de andere kant van het bed of de rolstoel. Daarbij ga ik, uit de aard der liefde, uit van de beste bedoelingen van zulke vragenstellers. Dat ze dit niet zeggen vanuit de hoogte of redenerend als de vrienden van Job. Want toen Jobs vrienden gingen spreken, was voor Job de troost weg.
We hebben ons te oefenen in Bijbelse empathie, en vanuit dat inlevingsvermogen de bewoner met al zijn vragen te brengen naar het Bethesda van barmhartigheid aan de voeten van de gekruisigde en opgestane Christus. Hij is een getrouw en barmhartig Hogepriester, Die medelijden heeft met al onze zwakheden. Hij verstaat al de vragen van het waarom tot in zijn diepste diepte en weet er raad mee.
Per slot van rekening heeft Christus als Borg de vraag naar het waarom ook gesteld aan het kruis. Opdat ieder met al zijn waaroms tot Hem de toevlucht zou nemen. Zeker, dan veranderen omstandigheden mogelijk niet, maar valt er hemels licht over, wat werkelijk troost geeft.
Toen ik de hervormde gemeente van Nijkerkerveen diende, kreeg ik van een gemeentelid een bordje met daarop onderstaand gedicht. Kort daarna overleed ze. Het bordje hangt in mijn werkkamer in Salem. Het betreft een gedicht van ds. Johannes Groenewegen uit ”De lofzangen Israëls” en kan gezongen worden op de wijs van Psalm 25.
Houdt de Heere diepe wegen
Met ons in dit tijdsgewricht;
Is de nood ten top gestegen?
Zwijgen is thans onze plicht.
Namaals zullen wij ’t verstaan
Dan zal zich ’t waarom ontvouwen.
Laat ons ’t oog op Jezus slaan,
Onze zaak Hem toevertrouwen.
Ds. H. J. Stoutjesdijk is geestelijk verzorger in verpleeghuis Salem in Ridderkerk. Vierwekelijks schrijft hij in deze kolom over zijn pastorale ervaringen.