Overwinteren
Psalm 143:11
„O HEERE, maak mij levend om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid.”
Nog een oorzaak van de doodsheid is dat er niet nauwkeurig gelet wordt op de pasbekeerden. Deze en die wordt ontdekt en echt veranderd.
Als deze mensen zo toegejuicht worden, kunnen ze niet goed blijven staan. Het gaat vooral mis als men meer acht geeft op wat ze zeggen ondervonden te hebben dan op hun gedrag, namelijk of ze Gods beeld in hun levenswandel tot uitdrukking brengen. Want het gaat om de vraag of die ootmoed, die tere gemoedsgestalte en heilige jaloersheid bespeurd worden, en om de vraag of er een gewillige begeerte is om ontdekt te worden aan zichzelf.
We beleven wonderlijke tijden: de mensen worden overtuigd en het komt in enkele weken tijd rond. Ze worden niet in de gaten gehouden en worden eigenwijs en overmoedig.
O, mijn geliefden, zo ging het vroeger niet. Men keurde toen niet af of goed, maar men wilde het laten overzomeren of overwinteren. Men was bevreesd dat het ‘hersenwerk’ was als de nieuw bekeerden zo duidelijk en nauwkeurig spraken. Een pasgeboren kind wordt immers voor een gedrocht gehouden als het direct al zou kunnen spreken. Men dacht aan de les van de apostel om niet haastelijk de handen op te leggen.
Nu dit alles veronachtzaamd wordt, is het geen wonder dat veel mensen opgeblazen zijn en uit de hoogte spreken, hoewel ze jammerlijk ellendig voor God staan. Ik hoop dat men dit toch zal overwegen.
Alexander Comrie, predikant te Woubrugge (”Verzameling van leerredenen”, 1749)