Onderwijsvrijheid in gevaar
De VVD morrelt niet aan de vrijheid van onderwijs. Met die krachtige stelling nam het VVD-kamerlid Cornielje vorige week zaterdag in deze krant afstand van het offensief dat zijn fractiegenote Hirsi Ali enkele dagen eerder was begonnen tegen intolerantie op moslimscholen.Laatstgenoemde vindt dat de overheid bij de stichting van nieuwe bijzondere scholen de extra eis moet stellen dat de leerlingen niet allemaal dezelfde etnische achtergrond mogen hebben. Inmiddels heeft Cornielje bakzeil moeten halen. Bij de behandeling van de justitiebegroting heeft mevrouw Hirsi Ali een motie ingediend waarin wordt gevraagd om een onderzoek naar de mogelijkheden om aanvullende eisen te stellen. Een kamermeerderheid steunt die motie.
Een bekend gezegde leert: Waar een wil is, is een weg. Dat geldt ook hier. De waarschuwing dat het voorstel de grondwettelijke vrijheid van onderwijs aantast, leggen de voorstanders van de motie naast zich neer. Zij ergeren zich gruwelijk aan de „extreme standpunten” die op een aantal islamitische scholen worden ingenomen. Die willen ze aanpakken.
Om „rust in de tent te krijgen” heeft VVD-fractieleider Van Aartsen besloten zelf de woordvoering over deze zaak te doen. Zowel Cornielje als Hirsi Ali mag hierover niet meer met de pers spreken. De VVD-voorman sprak uit dat de voorstellen niet zijn bedoeld om „een kruistocht tegen het bijzonder onderwijs te houden.” De aanvullende eisen zijn volgens hem niet gericht tegen de christelijke scholen. Het gaat zijn partij om „bestrijding van de uitwassen.” Daarom willen de liberalen preventieve en correctieve maatregelen tegen islamitische scholen.
Dat klinkt aardig. Maar intussen ligt er wel een motie die kan rekenen op een kamermeerderheid waarin het duidelijk blijkt te gaan om aanvullende eisen voor „alle” scholen voor bijzonder onderwijs. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen islamitische en niet-islamitische. Wanneer inderdaad al die scholen verplicht worden een percentage kinderen uit minderheidsgroepen op te nemen, ontstaat zeker voor de reformatorische en gereformeerde scholen een groot probleem. Niet de godsdienstige overtuiging is dan het voornaamste criterium waarop het bestaansrecht wordt getoetst. De etnische veelkleurigheid lijkt nu een tweede beslissend element bij die toetsing te worden. Daarmee kan de stichting van orthodox-christelijke scholen ernstig in gevaar komen.
Zelfs al zou Van Aartsen voor dit moment gelijk krijgen, dan is er toch slechts sprake van uitstel, maar niet van afstel. Over een aantal jaren is bijna iedereen vergeten dat de maatregel oorspronkelijk bedoeld was om uitwassen op moslimscholen te bestrijden. Wie garandeert dat op termijn de orthodox-protestantse scholen niet zullen worden aangepakt vanwege hun bijbels genormeerde standpunten? Nu al roepen zij verzet op bij een aantal partijen en belangengroepen.
De fractieleider van de VVD mag sussende woorden spreken, maar hij kan weten dat er onderhuids krachten bestaan die liever vandaag dan morgen van de huidige onderwijsvrijheid af willen. Gisteren hebben de VVD-jongeren dat onomwonden gezegd. En D66, de partij die al jaren tegen de bestaande regeling is, heeft vorige week nog de liberalen „alle steun” toegezegd als ze de huidige regeling onderuit willen halen.
Wat Van Aartsen wil, kan niet. Hij moet met zijn partij een keus maken. Of hij steunt voluit de motie van Hirsi Ali. Dan zal hij zo eerlijk moeten zijn om gewoon te erkennen dat daarmee de onderwijsvrijheid in het hart wordt geraakt. Of hij wil de positie van het bijzonder onderwijs overeind houden en zoekt daarom naar andere wegen om uitwassen op moslimscholen tegen te gaan.