Terughoudende reacties op oprichting Divinity School
UTRECHT. Is een Divinity School in Nederland wenselijk en haalbaar? Bestuurders van theologische opleidingen reageren terughoudend op een voorstel hiertoe van een internationale visitatiecommissie, waarover deze krant gisteren berichtte.
Een Divinity School behelst een theologische academie die verschillende predikantsopleidingen herbergt, maar waar ook gewoon theologie gestudeerd kan worden. Volgens de internationale commissie van vijf geleerden zou zo’n school een instituut kunnen zijn waaraan de theologische universiteiten van Apeldoorn en Kampen en de opleiding van de Hersteld Hervormde Kerk kunnen meedoen, zo opperde commissievoorzitter Willem Frijhoff gisteren. gisteren in deze krant. Een Divinity School heeft in elk geval een onderzoeksdeel dat strikt aan academische critereria beantwoordt en het hele veld dekt. De academie hoeft niet confessioneel gebonden te zijn, alle instituties op religies gebied zouden mee kunnen doen. De visitatiecommissie onderzocht zes Nederlandse onderzoeksinstellingen op het gebied van theologie en religiewetenschappen in Apeldoorn/Kampen, Amsterdam (Vrije Universiteit), Utrecht, Tilburg, Groningen en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).
Ir. W. J. A. Hanekamp, voorzitter van het college van bestuur van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), stelt dat voor de TUA de band met de CGK erg belangrijk is. „In 2010 hebben we van de generale synode de opdracht gekregen om ons, gezien de overbelasting van de wetenschappelijke staf en de beperkte omvang van de universiteit, te bezinnen op de toekomst van de TUA. Ook de noodzaak van meer ruimte voor wetenschappelijk onderzoek en de eisen van de overheid spelen een rol. Er heeft daarom een verkenning plaatsgevonden of, en zo ja, op welke wijze de TUA in Nederland samen met anderen tot een breder orthodox-protestants theologisch instituut zouden kunnen komen. Omdat de generale synode hier dit najaar een besluit over moet nemen, is het nu voorbarig om in te gaan op de idee van een Divinity School.”
Dr. H. C. van der Sar, voorzitter van het college van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU), beaamt de zorg van Frijhoff over versnippering en zijn pleidooi voor samenwerking tussen theologie en religiestudies. Evenals de stelling dat theologie zich duidelijk heeft te positioneren in de samenleving. Mede om deze redenen heeft de PThU zich, zelfstandig, gevestigd aan de universiteiten in Amsterdam en Groningen. „We staan nog maar aan het begin van het benutten van de mogelijkheden van wederzijdse samenwerking. Nu opnieuw een ingrijpende herordening realiseren is niet aan de orde. Het is zeker ook niet nodig. Verder uitbouwen wat we hebben is beter.”
Van der Sar acht zich niet in de positie zich uit te spreken over wat goed zou zijn voor de zusterinstellingen in Kampen en Apeldoorn. „We hebben uitstekende verhoudingen met hen en weten elkaar goed te vinden. En wie weet hoe en waar we elkaar in de toekomst verder zullen treffen. Wat ons bindt is in ieder geval onze gereformeerde traditie dat theologie wetenschappelijk heeft te zijn, wil ze haar plaats aan de universiteit waard zijn. En dat ze daarin intrinsiek met en aan de kerk verbonden kan zijn. Iets hoeft niet per se Divinity School te zijn of te heten, om die combinatie te realiseren.” Overigens, de commissie Frijhoff gaat over onderzoek, zo stelt Van der Sar. Dit jaar nog verschijnt het rapport van de – evenzeer breed samengestelde – visitatiecommissie onderwijs. „Daaraan hebben wel alle theologische faculteiten en universiteiten meegewerkt. Ik houd het voor mogelijk dat de bevindingen van deze commissie nog weer ander licht werpen op de positie van de theologie in Nederland.”
Ook dr. W. van Vlastuin, rector van het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS) aan de Vrije Universiteit, valt de commissie-Frijhoff bij in haar zorg over de versnippering van het theologisch onderzoek in Nederland. „Enerzijds is er aan de VU een concentratie van theologisch onderzoek en onderwijs, anderzijds bestaan er diverse losse instituten in ons land. De suggestie van een Divinity School met een confessionele identiteit ligt in het verlengde van deze constatering. Voorbeelden in Amerika laten zien dat op deze manier een theologische universiteit kan functioneren zonder een directe inbedding in een bredere universiteit.”
Dr. Van Vlastuin constateert dat de commissie-Frijhoff de confessionele theologie een hart onder riem steekt door de opmerking dat deze er gewoon mag zijn. „Na een periode van een zekere verlegenheid met een uitgesproken identiteit zien we internationaal een beweging waarin theologie wordt bedreven in de kaders van de klassieke traditie.” Het blijft volgens hem ook zinvol wanneer in het kleine Nederland de beoefening van de theologie niet wordt teruggebracht tot één instituut. „Het bestaan van verschillende instituten kan dienen om elkaar scherp te houden.”
Het HHS heeft inmiddels zijn weg gevonden aan de VU, aldus de rector. „Er bestaat een constructieve samenwerking en we zitten derhalve niet op de springplank om te vertrekken. Anderzijds kunnen nieuwe situaties tot een heroverweging van het contract met de VU leiden. De opzegtermijn in het contract is een aanwijzing dat de VU en het HHS wederzijds erkennen dat zij niet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.” Er kunnen zich aan de VU ontwikkelingen voordoen die tot een heroverweging van de samenwerking leiden en het is ook voorstelbaar dat het HHS in een andere constellatie beter tot ontwikkeling kan komen dan in de huidige context.”
Drs. J. de Jong, lid van het college van bestuur van de Theologische Universiteit Kampen (TUK) van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, stelt dat de commissie-Frijhoff zeker een punt heeft in haar verbazing over de afbraak van theologie in Nederland. „Het is verbijsterend in welk tempo eeuwenoude klassieke opleidingen de laatste jaren zijn wegbezuinigd. Dat is iets om bij stil te staan. De aanbevelingen te streven naar meer academische kwaliteit en meer in te zetten op samenwerking, zijn inmiddels onderdeel van het beleid van onze universiteit. We zien het rapport als een aanmoediging daarmee door te gaan. Ook wij zijn heel benieuwd welke mogelijkheden de beslissingen van de synode van de CGK dit najaar zullen bieden. Wie weet welke kansen zich nog aandienen, met Apeldoorn, maar eventueel ook met anderen erbij.”
Tegelijk gaat het voorstel van de commissie om één Divinity School op te richten de TUK op twee punten te ver, aldus De Jong. „Het kan niet waar zijn dat confessioneel gebonden theologie niet academisch mag heten. Alsof een meer neutrale insteek niet net zo goed vanuit een bepaald gezichtspunt vertrekt. Wel beseffen we dat het aan ons is om te laten zien dat het ook echt kan: kerkelijk theologie bedrijven en tegelijk op een hoog niveau open en kritisch nadenken. Daarnaast hebben reorganisaties bij universiteiten in de afgelopen jaren juist laten zien dat je zomaar kunt worden opgeheven als je onderdeel bent van een grote universiteit. We hechten daarom zeer aan onze zelfstandigheid en de zeggenschap van de kerken over de opleiding.”