Drie kunstenaars spreken voor CSFR over gevoel én verstand
ALPHEN. Anneke Kaai wil met haar schilderkunst laten zien wat haar bezighoudt. Dick Sanderman wil met zijn orgelcomposities aansluiten bij de eredienst. Len Borgdorff schrijft wat hij wil, maar houdt zich aan de regels van de dichtkunst.
Gedrieën gingen de kunstenaars donderdag met studenten in gesprek in een forum tijdens de zomerconferentie van de CSFR in het Noord-Brabantse Alphen. Het forum stond, net als de lezingen van dinsdag en woensdag, in het kader van het conferentiethema ”Interpreteren kun je leren”.
Geef eens een definitie van wat kunst is, was de vraag aan het forum. Schilderes Anneke Kaai was daar helder over: „Niemand waagt zich daaraan”, klonk het resoluut. Al heel jong tekende ze. Ze is afkomstig uit de gereformeerde gezindte; de kunstacademie was voor haar ouders een te grote stap, die naar de Gerrit Rietveld Academie wellicht nog groter.
Dichter, schrijver en leraar Nederlands Len Borgdorff vindt kunstenaar een te zwaar woord voor zichzelf. Hij dicht veel wat in de la verdwijnt. „Daarvoor moet je lef hebben. Later haal ik er weer eens wat uit en hoop dan dat anderen er wat aan hebben. Een ander erbij betrekken kan ook heilzaam werken.”
De missie van organist Dick Sanderman is componeren voor de praktijk van de eredienst: „Gebruiksmuziek, vooral voor amateurorganisten die niet improviseren.”
Alle drie willen ze kunst scheppen vanuit hun geloof, hoewel dat bij Len Borgdorff niet vooropstaat. Behalve wanneer hij Psalmen voor Nu dicht. „Ik heb regelmatig mijn best gedaan om niet te geloven en niet te vertrouwen. Maar dat lukt niet.”
Een student vroeg de kunstenaars of ze de leiding van Gods Geest in hun werk kennen. Borgdorff ziet die leiding achteraf wel. Voor Sanderman was zonder de leiding van Gods Geest iets niet tot stand gekomen. Kaai voelt de inspiratie van Gods Geest vanbinnen. „Het geloof houdt mij in mijn werk bezig.”
Is het lastig het componeren voor de eredienst als doel voor ogen te houden? Sanderman: „Het is voor mij het moeilijkst om bij lofpsalmen iets passends te maken. Het wordt snel platvloers. Ooit maakte ik een bewerking van Psalm 150. Die zou in Gereformeerde Bondskring niet in goede aarde zijn gevallen. Daarom heb ik een nieuwe gemaakt, die beter aansluit bij de praktijk van de eredienst. Die praktijk eist dat je keuzes maakt. Dat legt beperkingen op.” Kaai herkent dat. „Daarom werk ik het liefst voor mezelf. Dat privilege heb ik.”
Ambacht en gevoel spelen bij alle drie een belangrijke rol. De heersende tendens om je verstand uit te schakelen, wijst Kaai van de hand. „Een schilderstuk is dan een modderpoel van erotiek, tot stand gekomen onder invloed van drugs.” Ze wil met verstand en zo spontaan mogelijk haar gevoel tot uitdrukking brengen. Met verstand moet volgens haar het gevoel gestalte krijgen. Borgdorff heeft de behoefte ergens in door te dringen. Volgens hem kan dat met taal.
Sanderman vindt het jammer dat Bach niet meer heeft gecomponeerd bij onze psalmmelodieën. „Ik heb dat geprobeerd in die 18e-eeuwse stijl. Maar van stijlkopieën heb ik een beetje afstand genomen. Ze haalden het niet bij het origineel.”
De drie vroegen de studenten hoe die hun werk interpreteren. Borgdorff deed dat met enkele gedichten. Kaai presenteerde een paar schilderijen. Sanderman wilde weten hoe de jongeren zijn Psalm 23 interpreteren en wat zij vinden van het requiem van de Engelse componist John Rutter.