Kerken en goede doelen moeten vaker btw in rekening brengen
Kerkenwerk kost geld en ook goede doelen kunnen niet van de wind leven. Zij verwerven vaak op alternatieve manieren extra inkomsten. Maar daarbij moeten ze tegenwoordig eerder btw in rekening brengen dan voorheen.
Bij alternatieve inkomstenbronnen valt te denken aan horeca-activiteiten, rommelmarkten, advertenties in kerkbladen, sponsoring en de verkoop van boeken of andere spullen. Tot en met 31 december 2011 konden kerken en goede doelen deze activiteiten (kleinschalig) ontplooien zonder btw te hoeven doorberekenen. Het kopje koffie dat in de verhuurde kerkzaal werd geschonken, was dus btw-vrij.
Deze regeling, die voortkomt uit Europese wetgeving, wordt wel aangeduid als de fondswervingsvrijstelling. De vrijstelling geldt voor onder meer sportverenigingen, culturele instellingen en tot eind 2011 ook voor goede doelen, kerken en steunstichtingen.
Voor de vrijstelling gelden twee voorwaarden. De omzet mag op jaarbasis niet meer bedragen dan 68.067 euro bij productverkoop of 22.689 euro bij diensten, zoals sponsoring. Verder moeten de activiteiten dienen als fondswerving ten bate van de bewuste instelling.
Onder druk van de Europese Commissie heeft de staatssecretaris van Financiën deze regeling laten vervallen voor steunstichtingen. Begin 2012 bevestigde de staatssecretaris dat dit ook geldt voor andere instellingen die geen ondernemer zijn voor hun hoofdactiviteit, zoals kerken.
Dit betekent dat kerken over iedere euro aan productverkoop of dienstverlening tegen betaling 21 respectievelijk 6 procent btw moeten berekenen. Een voordeel is dat de btw op de inkoop nu teruggevraagd kan worden. Ook veel goede doelen (die vaak ook geen ondernemer zijn voor hun hoofdactiviteit) kunnen met de aangepaste regels worden geconfronteerd.
Gelukkig gelden er wel een paar uitzonderingen. Zoals de wettelijk geregelde, waaronder de vrijstelling bij verhuur van onroerend goed, ongeacht de omzet die hiermee is gemoeid. Een kerk hoeft over de verhuur van zalen dus geen btw te berekenen. Overigens is de btw op de (verbouw)kosten van de zalen daarmee ook niet aftrekbaar.
Daarnaast kan de verkoop van koffie en thee bij zaalverhuur veelal worden inbegrepen in de verhuuractiviteit. Die is dus eveneens vrijgesteld van btw.
Incidentele rommelmarkten, bazaars en dergelijke ten bate van de kerk of het goede doel kunnen meestal worden geacht te worden georganiseerd door de vrijwilligers van die instellingen. Die zijn daarmee ook btw-vrij. Het moet dan wel gaan om particulieren die de goederen afstaan ten bate van de kerk of het goede doel.
Vierde uitzondering op de verplichte btw-heffing is de niet-kostendekkende verkoop van advertentieruimte in lokale kerkbladen. Voorwaarde is dat de adverterende bedrijven binding hebben met de kerk.
Bij andere commerciële of bedrijfsmatige activiteiten geldt de vrijstelling niet meer. Een kerk die tegen betaling lunches serveert aan derden of die cd’s en boeken verkoopt, moet dus btw in rekening brengen, ook als dat slechts kleinschalig is. Althans, dat is zo volgens de staatssecretaris. Of hij daarin gelijk heeft, is nog maar de vraag. Want de Europese wetgeving stelt nog altijd dat religieuze en charitatieve instellingen gebruik kunnen maken van de fondswervingsvrijstelling. En die bepaling zal toch geen dode letter zijn.
De auteur is werkzaam bij HVK Belastingadvies. Reageren? fiscaal@refdag.nl