Groen & duurzaamheid

Haarspeldbocht op 1000 meter diepte

De oude ijzermijn van Salzgitter-Bleckenstedt lijkt nog volop in functie: de parkeerplaats staat stampvol auto’s. Maar dat is schijn: er wordt geen gram erts meer gedolven. Duizend meter onder de grond wordt momenteel keihard gewerkt om de mijn klaar te maken voor de opslag van radioactief afval.

4 July 2013 11:42Gewijzigd op 15 November 2020 04:34
beeld endlager-konrad.de
beeld endlager-konrad.de

Grote gele vaten met kreten zoals ”Atom Mafia” en symbolen van radioactieve straling flankeren de zonovergoten weg naar Endlagerung Konrad. Bewoners van het nabijgelegen Salzgitter-Bleckenstedt in Noord-Duitsland zijn kennelijk niet gelukkig met de komst van een opslagplaats voor radioactief afval in de verlaten ijzermijn. Protesterende actievoerders zijn vandaag echter in geen velden of wegen te bekennen.

Zomaar binnenstappen is er niet bij. Met Duitse ”gründlichkeit” worden de paspoorten vergeleken met de gegevens die de veiligheidsmedewerkers op hun papieren hebben staan. Eén nummer verkeerd en het bezoek gaat niet door; het hek blijft gesloten. Onverbiddelijk.

Het valt echter mee: alle Nederlandse bezoekers mogen door. Een bebaarde, in blauw uniform gestoken beambte loodst de groep naar een conferentiezaal. Daar legt Michael Martin, fysicus van de Duitse rijksdienst voor stralingsveiligheid BfS (Bundesamt für Strahlenschutz), uit wat de bedoeling is. „We gaan straks 1000 meter naar beneden. Daar wordt de voormalige ijzermijn omgebouwd tot een eindberging voor laag- en middelradioactief afval, vooral gebruiksmateriaal uit ziekenhuizen en kerncentrales.

Ook onder de grond gaat veiligheid voor alles. Martin demonstreert een ”oxygen self-rescuer”, die elke bezoeker meekrijgt. „Daarmee kun je jezelf in noodgevallen vijftien minuten van zuurstof voorzien. Maar we hebben die hier nog nooit gebruikt”, voegt hij er geruststellend aan toe.

Daarbij blijft het niet. „Stel, de lift valt uit. Hoe kom je dan boven?” De fysicus pakt een oranje voorwerp. „Een barbecueschort”, meent een excursieganger. Maar dan wel één die op de rug bevestigd wordt. Martin trekt hem vast met twee riemen om zijn middel en een tussen zijn benen door, en klikt die aan elkaar vast met een stalen beugel.

„Maak die zeker goed vast, anders heb je een fors probleem”, grijnst hij. Aan de beugel komt de kabel vast te zitten waarmee onfortuinlijke bezoekers bij een calamiteit 1000 meter omhoog kunnen worden getakeld.

Ondanks zijn angstaanjagende verhalen krijgt Martin het niet voor elkaar dat er ook maar één bezoeker afhaakt. Vol goede moed halen ze hun rode overall, helm en veiligheidsschoenen op en haasten zich naar de kleedkamers.

Vertwijfeld vragen sommigen zich af of ze zich helemaal moeten uitkleden. „Jazeker, alleen je onderbroek mag je aanhouden. Het is er warm: reken op temperaturen tussen de 20 en de 35 graden”, verzekert de fysicus, die zelf rondloopt in een witte overall.

Voorzien van een mijnlamp en een blik reservezuurstof lopen de bezoekers in ganzenpas naar de lift, achter Martin en zijn collega’s Lutz Ebermann en Bernd Weyer aan, die zich ook bij de groep hebben gevoegd. De route voert door een hal die zorgvuldig als industrieel erfgoed wordt gekoesterd. De stukken rails waarover tot 1976 de lorries met ijzererts werden gereden, liggen er nog.

Bij een onbestemde installatie voorzien van een geel gespoten hekwerk houdt de groep halt. Martin schuift het hek opzij, trekt een groen kunststof gordijn omhoog. Acht bezoekers persen zich naar binnen. Als haringen in een ton staan ze in een hokje van geperforeerd staal van nog geen 2 vierkante meter dat druipt van modderwater. „Angstzweet”, grijnst er één. De overalls zijn beslist geen overbodige luxe.

Het gordijn zakt. Met een geraas alsof een veewagen wordt gesloten, rammelt vervolgens het hek dicht. De lift gaat een paar meter omhoog. Martin ziet de vragende gezichten. „Deze lift heeft twee verdiepingen. Hieronder kunnen nog eens acht mensen mee.”

Dan zet de lift zich in beweging, nu wel naar beneden. „Het eerste stuk gaan we met bijna 15 kilometer per uur naar beneden, daarna loopt de snelheid op naar bijna 40 kilometer per uur”, legt de fysicus uit.

Na een paar seconden wordt het aardedonker. Martin knipt zijn mijnlamp aan. „Kunt u tenminste zien wat u opschrijft”, glimlacht hij. Maar schrijven valt beslist niet mee in een krap hokje dat ook nog eens flink heen en weer schudt.

De lift remt af, staat stil, het gordijn gaat omhoog en het hek gaat rammelend open. „Duizend meter in 1,5 minuut”, constateert een bezoeker laconiek.

In colonne gaat het vervolgens via helder verlichte gangetjes, kruip-door-sluip-door langs oude lorries op de ondergrondse rails. Dan doemt er een grotere ruimte op, een gang van 6 meter hoog en 7 meter breed. Aan het plafond hangen leidingen en buizen. De roestbruine vloer is kurkdroog. Aan de kanten liggen nog brokken erts die hier voorheen uit de grond werd gehaald.

Opvallend: het waait hier, 1000 meter onder de grond. De ingenieurs van BfS hebben veel werk gemaakt van luchtverversing, legt Martin uit. „Per minuut voeren we 11.500 kubieke meter verse lucht aan.”

Twee Mercedesbusjes zonder dak en zonder deuren staan uitnodigend klaar. De blikken reservezuurstof krijgen een plek in een rek achter op de bus en iedereen zoekt een plaats. De gordels moeten om en dat blijkt geen overbodige luxe.

Martin en Weyer fungeren als chauffeur. Kennelijk niet voor het eerst. Vol gas jagen ze hun busjes door het duistere ondergrondse wegennet. Met brullende motoren helling op, iets kalmer helling af. Zelfs haarspeldbochten nemen ze met angstwekkend hoge snelheden.

Voor een kruispunt remmen de busjes scherp af. Er flitst een zwaailamp. Ernaast hangt een bordje ”Achtung! Haufwerktransport” (Let op! Puintransport). Martin en Weyer slaan rechtsaf. En weer gaat het gas erop.

Met brullende motoren stuiven ze langs loeiende ventilatoren en een waterkoeler die intens hete lucht met kracht de gang in blaast; een adembenemende storm. Voor de zekerheid pakken sommige excursiegangers hun helm vast, bang dat deze afwaait.

Dan remmen de busjes weer flink af. Een dubbele stalen deur verspert de doorgang. Hoogte maximaal 2,8 meter, vermeldt een bord. Martin trekt aan een kabel en de deur gaat open. Vijftig meter verder wacht er nog één die eveneens opengaat. „Een luchtsluis om de ventilatiestroom te regelen”, verduidelijkt de fysicus.

En opnieuw trapt hij het gaspedaal diep in. Dan doemt een stalen roldeur op. Na een ruk aan een kabel gaat deze krakend omhoog. Op het volgende kruispunt slaat Martin rechtsaf, stopt en jaagt de bus met jankende motor achteruit een gang in. Weyer volgt hem op de voet. Na een kleine 100 meter zetten ze de busjes stil, 4,5 kilometer van het startpunt.

„We zijn hier aangekomen op een diepte van 840 meter”, vertelt Martin. Het is warm, zo’n 35 graden. Toch voelt het niet benauwd aan, hoewel het onder de helm wel wat broeierig is.

Martin neemt plaats voor een viertal informatieborden. Een duimstok doet dienst als aanwijsstok. „Vanaf 1960 is deze mijn in gebruik geweest als ijzermijn. De erts bevatte behalve 23 tot 28 procent ijzer ook vrij veel fosfor. De kwaliteit was daardoor tamelijk laag. Vandaar dat deze vanaf 1976 werd gesloten.”

De Duitse regering zag wel wat in de 45 kilometer mijngang en bestemde de ondergrondse ruimte tot ”Endlagerung”, een definitieve opslag van laag radioactief afval. Vanuit de bestaande gangen worden daarom in de ertslaag kaarsrechte tunnels geboord waarin het afval een plaats zal krijgen. „In 2010 is de eerste opgeleverd”, vervolgt Martin.

Vormt dat afval onder de grond geen mogelijk gevaar voor de kwaliteit van het grondwater? Volgens Lutz Ebermann niet. In Engels doorspekt met Duitse termen legt hij uit dat er boven de ertslaag een 600 tot 1000 meter dikke laag mergel en klei ligt die de ertslaag afsluit van doorlekkend grondwater. „Onderzoek heeft uitgewezen dat wanneer er toch iets mocht gaan lekken, het 300.000 jaar duurt voordat het radioactieve materiaal de grondwaterlaag kan bereiken.”

Achter de excursiegroep bevindt zich een blauwe deur. Erboven prijkt een bordje ”Rettungsraum”. Een van de bezoekers wil graag weten waar die voor dient. „Kom maar mee”, nodigt Ebermann uit. Achter deur gaat een ruimte schuil van zo’n 20 meter lang, 5 meter hoog en 7 meter breed.

Wanneer een excursieganger zijn vraag in het Duits formuleert, kijkt Ebermann verrast op. „Aah. Sprechen Sie auch Deutsch?” En in rap Duits vervolgt hij: „Bij een calamiteit kunnen we het hier met maximaal 150 personen hooguit 9 uur uithouden. Dan moeten we gered zijn.”

Op de terugweg sturen Martin en Weyer hun busjes een kaarsrechte, doodlopende gang in, de eerste opbergschacht. Aan het einde zetten ze motoren af. Martin: „Deze is 575 meter lang.” Weyer vult aan: „Hier moet het gaan gebeuren. De eerste ladingen radioactief afval zullen hier na 2019 aankomen; wij gaan vooralsnog uit van 2021.”

Dit is het eerste deel van een tweeluik over de opslag van radioactief materiaal in de Konradmijn in Salzgitter.

Lees ook: Op zoek naar geschikte eindberging

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer