Diepgaande biografie over dr. J. C. Geelkerken
De titel van de biografie over dr. J. G. Geelkerken (1879-1960), ”Heeft de slang gesproken?”, laat al doorschemeren dat niet de kernvragen van de Bijbelse boodschap het leven van deze omstreden theoloog hebben gestempeld. Het wordt ook duidelijk waarom: Geelkerken komt vooral uit de verf als brokkenpiloot.
Geelkerkens naam is onlosmakelijk verbonden met Assen 1926, de synode van de Gereformeerde Kerken die zich uitsprak over de vraag of de slang in het paradijs zintuiglijk waarneembaar heeft gesproken. Naar deze gebeurtenis uit 1926 is al veel onderzoek gedaan. Over de hoofdpersoon Geelkerken was dus al het nodige bekend, maar niet genoeg om zijn rol daarin te kunnen peilen en waarderen. In dat hiaat voorziet dr. Maarten Aalders’ gedegen biografie, die toont hoezeer een persoonlijkheid kerkelijk-theologische ontwikkelingen kan beïnvloeden.
De auteur schetst gedetailleerd hoe Geelkerken werd tot wie hij was in 1926: de meest spraakmakende voorman van de vernieuwingsgezinden in de Gereformeerde Kerken. De kracht van dit boek ligt in diepgaand onderzoek, met als nieuwe bron Geelkerkens persoonlijk archief, 12 strekkende meter groot. Aalders’ boek geeft uitstekend inzicht in Geelkerkens achtergrond, ontwikkeling, denkwijze en opereren.
Boeiend is te lezen hoe Geelkerken opgroeit te midden van jongens die later vooraanstaande posities zouden verwerven in de gereformeerde wereld. Geelkerken is al jong oecumenisch gezind, maar is er tegelijk van overtuigd dat gereformeerden „in dat scherp belijnde, weldoorgedachte, overal uitgewerkte, machtig ééne en bekoorlijk harmonieuze onzer levens- en wereldbeschouwing” meer van God hebben ontvangen dan andere christenen.
Vanaf 1915 dient Geelkerken de gemeente van Amsterdam-Zuid, waar hij zich ontwikkelt tot een allround stadspredikant. Door zijn prediking geniet Geelkerken veel aanhang in zijn gemeente. Het gros volgt hem later als de synode hem afzet.
Conflictpunten
Vanaf 1920 bemoeit Geelkerken zich veel meer met de gang van zaken in het kerkverband. Zijn kritische reactie op het getuigenis van de synode van 1920 werkt als een katalysator voor allerlei strijdpunten en conflicten, onder andere over een toneeluitvoering op de Vrije Universiteit.
Pas in een laat stadium spitst het conflict tussen Geelkerken en zijn kerkverband zich toe op een passage uit een preek over het paradijs. Het is bepaald geen opzienbarende tekst. Geelkerken laat in het midden wat zich nu precies heeft afgespeeld tussen Eva en de slang. Maar de kwestie krijgt gewicht door de achterliggende conflictpunten, waarvan de diepste vraag is hoe de nieuwe generatie gereformeerden de erfenis van Kuyper en Bavinck na de Eerste Wereldoorlog overeind kon houden tegenover allerlei wetenschappelijke en culturele ontwikkelingen.
Geelkerken werpt zich op als de voorman van de vernieuwingsgezinden, maar als mens en theoloog is hij niet in staat de gereformeerden vooruit te helpen. Geelkerken heeft nooit een alternatieve exegese gegeven. In zijn roep om ruimte voor de vrijheid van exegese en om nader onderzoek naar de precieze aard van het Schriftgezag en de invloed van de ”menselijke factor” heeft hij medestanders.
De oudtestamentici C. van Gelderen en A. Noordtzij zijn in dat opzicht in hoge mate geestverwanten. Maar zij voelen niets voor een conflict over het punt waarop de discussie zich toespitst. Vergelijkend materiaal uit het oude Oosten ontbreekt voor de paradijsgeschiedenis. Omdat Geelkerkens strijdbare optreden niet wordt gesteund door deugdelijke feiten, schaadt hij de thema’s waarvoor hij zegt op te komen. De ruimte om zich daar goed op te bezinnen wordt er bepaald niet groter op.
Koppige houding
Merkwaardig genoeg behandelt Aalders in zijn evaluatie van Geelkerkens persoon en werk niet de vraag naar diens betekenis voor de ontwikkeling van de gereformeerde Bijbelwetenschap. Was het ook daarvoor niet beter geweest als Geelkerken zich had neergelegd bij de eis dat hij zijn onderwijs zou inrichten naar de gangbare exegese? De meeste geestverwanten deden dat, Geelkerken niet.
Wat leverde zijn koppige houding nu eigenlijk meer op dan negatie in plaats van vernieuwde gereformeerde theologie, een slechte pers over de gereformeerde wereld, veel intern geruzie en een splinterkerkje dat na twintig jaar in arren moede opging in de Nederlandse Hervormde Kerk? En hadden geestverwanten geen gelijk dat wat er positief was aan zijn streven beter tot zijn recht zou zijn gekomen binnen de Gereformeerde Kerken?
De gedetailleerde beschrijving van actie en tegenactie schept geen verheffend beeld van Geelkerkens rechters en hun omgang met het kerkrecht, maar Geelkerken wordt er ook bepaald niet groter van. Menigmaal druipt het slangenvenijn van zijn lippen. Zijn kanselarbeid wekt bij de lezer bepaald meer sympathie dan zijn polemische pennenvruchten en zijn omgang met medemensen, inclusief zijn gezinsleden, dat doen. Zouden de spanningen tussen conservatieven en progressieven zonder Geelkerken niet op een vruchtbaarder wijze een uitweg hebben gevonden?
Aalders laat uitstekend zien waarom Geelkerken niet boog: hij zat er veel te veel zelf tussen. Zijn kwalificaties van Geelkerken liegen er niet om: driftig, militant, polemisch, overtuigd van zijn gelijk, provocerend, hoogmoedig. Geelkerken treitert zijn tegenstanders, fileert hen met zijn scherpe analytische geest tot op het bot. Zijn eergevoel zit hem in de weg om een stap in de richting van zijn rechters te zetten.
Geelkerken geniet van discussie en drijft tegenstellingen graag op de spits. Aalders uit het interessante vermoeden dat Geelkerken, die als dertienjarige zijn vader verliest, nooit met autoriteiten heeft leren omgaan. Al met al las ik met enige verbazing in de slotbeschouwing dat Aalders is gaan houden van Geelkerken en hem soms als zijn vriend beschouwt. Het beeld dat deze biografie schept van Geelkerken is mij daarvoor te weinig constructief.
Tot slot: Aalders heeft in zijn diepgravende biografie de hele Geelkerken willen beschrijven. Het is in dat licht wat onbevredigend dat na de gedetailleerde beschrijving van Geelkerkens eerste vijftig levensjaren, inclusief bijvoorbeeld informatie over bewaard gebleven lidmaatschapsbullen van studentenverenigingen, Aalders haast in zevenmijlslaarzen naar Geelkerkens levenseinde toewerkt. Het is duidelijk dat Geelkerken zijn historische betekenis heeft verworven door de synode van Assen, maar wie hem typeert als boven alles dienaar van het Woord, had Geelkerkens optreden als apologeet en als evangelist meer mogen uitwerken.
Lees in Digibron:
De Zuiderkerk, kerk van de slang uit 1926 (Reformatorisch Dagblad, 04-03-2011)
Geref. verontrusten moeten verder terug dan Assen 1926 en Geelkerken (Reformatorisch Dagblad, 11-09-1984)
De gereformeerde synode en Assen (Gereformeerd Weekblad, 03-06-1967)
Correctie
Geelkerken
In plaats dat dr. Geelkerken ”Bijbelse waarheden loochende” (RD 29-6) was bedoeld dat hij alleen vragen stelde bij en kritiek uitte op de stand van zaken van de theologie, zónder dat hij bijdroeg aan ontwikkeling en vernieuwing.