Defensie opnieuw de zondebok
De minister van Defensie zond enkele dagen geleden een brief naar de Tweede Kamer waarin zij de hoofdlijnen uiteenzet van de aanstaande toekomstnota defensie. De Kamerbrief doet het ergste vrezen voor Defensie. Het is hoog tijd dat Den Haag wakker wordt.
Het regeerakkoord kondigde een nota aan over de toekomst van de krijgsmacht. Over de voortgang van de nota geeft de Kamerbrief meer informatie. Het vertrekpunt van de nota voor de toekomst van de krijgsmacht is een internationale veiligheidsanalyse. Dat vertrekpunt is correct. Daarvan leidt de regering af welke militaire ambities men heeft. Bijvoorbeeld hoeveel infanteriebataljons de regering wereldwijd wil kunnen inzetten.
De Kamerbrief stelt dat de wereld in beweging is door verschuivende machtsverhoudingen en dat de belangrijkste constante „onzekerheid” is. Dit gaat gepaard met afnemende stabiliteit, plotselinge crises en internationale spanning.
Ook wordt geconstateerd dat de Verenigde Staten zich meer dan voorheen richten op Azië. Dit betekent dat Europa, en dus ook Nederland, zijn belangen meer zelf moet gaan verdedigen.
De Kamerbrief schetst verder nieuwe dreigingen, zoals de verspreiding van moderne wapens, luchtafweer, cybercapaciteiten en ballistische wapens, naar schurkenstaten en terreurorganisaties. Dit maakt dat uitgezonden militaire eenheden bij conflicten hun mannetje dienen te staan, ze moeten over voldoende escalatiedominantie beschikken.
De beschrijving van de internationale veiligheidstoestand en de gesignaleerde dreigingen in de Kamerbrief geven impliciet aan dat (verder) korten op Defensie onverantwoord is. Zeker met een afnemende betrokkenheid van de Verenigde Staten op Europa zullen we eerder meer dan minder moeten besteden aan Defensie. Dat is nodig om de eigen veiligheid te kunnen garanderen. De waan van de dag laat echter het omgekeerde zien.
Naast de buitenlandse militaire inzet vermeldt de Kamerbrief dat bijna een derde van de krijgsmacht wordt ingezet voor de nationale veiligheid. Het is echter de vraag of er voor een effectieve nationale inzet, bijvoorbeeld bij dijkdoorbraken, agrarische ziekten en terreurdreigingen, nog wel genoeg ‘poppetjes’ bij Defensie rondlopen. Zeker na de lopende personeelsreductie blijft er weinig over. Het aantal functies bij Defensie neemt met 12.000 af. De ambities zijn er wel, de beschikbare middelen hoogstwaarschijnlijk niet.
In de Kamerbrief valt verder te lezen dat Defensie nog zo’n tien jaar met de F-16 zal blijven vliegen. Daarna is het over. Het toestel is aan vervanging toe omdat het zowel technisch als operationeel verouderd raakt. De F-16 kampt met steeds meer technische mankementen en het is de vraag tot wanneer het toestel nog bestand is tegen moderne vijandelijke luchtafweer.
De informatie uit de Kamerbrief maakt duidelijk dat hoe langer we wachten met de vervanging van de F-16, hoe hoger de instandhoudingskosten voor het toestel zijn. Bovendien hebben we bij uitstel van een besluit de beschikking over een F-16 die zeer waarschijnlijk niet meer op kan tegen Russische S-300/400-luchtafweer. Dergelijke luchtafweerinstallaties levert Moskou aan Iran. Het is niet uitgesloten dat de wapensystemen in de toekomst zelfs in handen komen van de terreurgroep Hezbollah. Dat is een directe dreiging voor de veiligheid van onze vliegers bij een eventuele inzet in bijvoorbeeld het roerige Midden-Oosten.
Volgens de minister van Defensie liggen twee uitgangspunten aan de nota over de toekomst van de krijgsmacht ten grondslag. Ten eerste moet de Nederlandse krijgsmacht, ook in de toekomst, zo goed mogelijk kunnen omgaan met diffuse dreigingen en risico’s. Ten tweede moet de krijgsmacht betaalbaar zijn, nu en op de langere termijn.
De Kamerbrief stelt dat het van het grootste belang is de financiële huishouding van Defensie structureel op orde te brengen. Jammer genoeg vermeldt de brief niet dat de financiële problemen bij Defensie niet door dit departement zijn veroorzaakt. Ze is het gevolg van een opeenstapeling van bezuinigingen op het defensiebudget, terwijl de buitenlandse missies (ambities) wel doorgingen, ja zelfs toenam (denk aan Irak en Afghanistan).
Verder blijkt uit de Kamerbrief dat Defensie opnieuw een financiële tegenvaller te verwerken krijgt: „Bij het opstellen van de nota kampt Defensie met een financiële problematiek oplopend naar 333 miljoen euro in 2018.” Jammer genoeg leggen de ministers van Defensie en van Financiën niet uit waar dit gat vandaan komt. En hoe verhoudt deze 333 miljoen euro zich tot de jongste bezuiniging van 250 miljoen euro (Rutte II) en de eerdere 1 miljard euro (Rutte I). Is dit weer een nieuwe bezuiniging?
De regering legt de zwartepiet bij Defensie: „de behoefte van Defensie wordt in overeenstemming gebracht met wat zij zich kan veroorloven.” Opnieuw de omgekeerde volgorde – dat gebeurt steevast in elke beleidsbrief. Niet Defensie, maar de regering veroorzaakt het verschil tussen inzetambities en het beschikbare budget.
Het feit dat de minister van Financiën ook tekent voor een beleidsbrief van Defensie, geeft maar weer eens aan dat niet de internationale veiligheidstoestand, maar het geld dat de overheid aan Defensie wenst te besteden, bepalend is.
De Kamerbrief besluit met: „Dit kabinet acht het van belang om in te zetten op een realistische oriëntatie.” Die ontbreekt echter zolang de regering ambities en middelen niet met elkaar in overeenstemming brengt. Defensie is opnieuw de zondebok. Jammer!
De auteur is luitenant-kolonel der Limburgse Jagers b.d.