Ook Joodse handelaren waren betrokken bij de slavernij
OUDERKERK A/D AMSTEL. ”Servo Elieser”, staat op zijn steen. Slaaf of bediende Elieser. Hij is de enige met naam bekende slaaf die in Nederland begraven ligt. Woensdag hielden nazaten een ceremonie bij zijn graf.
Gras en wilde bloemen schieten hoog op, op de Joodse begraafplaats Beth Haim in Ouderkerk aan de Amstel. Verweerde zerken uit voorbije eeuwen liggen her en der tussen de halmen. Een klein gedeelte is gemaaid. Daar ligt een grote, platte grafsteen, met ernaast een kleine vierkante steen. ”Servo Elieser, 1629”, staat op een begeleidend bordje.
Hier gaat het om. Dit is de enige Nederlandse slaaf van wie de naam bekend is. Sinds woensdag heet het pad langs de begraafplaats het Elieserpad. Binnenkort komt er ook een standbeeld van de 17e-eeuwer te staan.
”Opa Elieser”, noemen de paar honderd overwegend donkere mensen die zich rond het graf verzameld hebben hem. Velen van hen hebben hun wortels in Suriname en dragen kleren met de prachtigste kleuren.
Vier vrouwen heffen een weemoedig gezang aan rond het graf, begeleid door tromgeroffel. Ze sprenkelen water over de steen: een plengoffer.
Wat doet een graf van een donkere slaaf op een Joodse begraafplaats? Het antwoord is eenvoudig: Elieser was de bediende van een Joodse koopman, Pauluo de Pina (ca. 1575-1634). Die was afkomstig uit Portugal, werd koopman in Amsterdam en was een van de voormannen die het initiatief namen voor de Joodse begraafplaats in Ouderkerk – een van de grootste Joodse dodenakkers in West-Europa.
Dat ook Elieser daar begraven werd, mag gerust uitzonderlijk heten. Het betekent dat hij een gerespecteerd lid van de Joodse gemeente was geworden.
De mannen rond het graf betonen op hun beurt ook respect voor de Joodse traditie: iedereen draagt een keppeltje of een petje. Wel vindt organisator Roy Groenberg dat een „rare gewaarwording”: „Onze voorouders hadden niet zulke prettige herinneringen aan keppeltjes.”
Hij wijst naar de immense zerk van de rijke Joodse koopman en slavenhandelaar Jacob Israel Belmonte, die pal naast de eenvoudige steen van Elieser ligt. Bovendien waren er veel meer Joden die zich destijds verrijkten door de slavenhandel.
Jacques Senior Coronel, voorzitter van de Portugees-Israëlietische Gemeente, ontkent die feiten niet in de toespraak die hij houdt bij het graf. „Hoe is het mogelijk dat wij dit deden? Wij, die 400 jaar slaven waren in Egypte?”
Hij roept de nazaten van Elieser en de andere slaven ertoe op om de eigen identiteit niet te verloochenen. „Wij, Joden en zwarten, hebben vele genociden overleefd, maar onze tradities behouden. Integreer wel, assimileer niet!”