Wittewrongel: Huisgezin is als een kwekerij van kerken en republieken
Een levende, bloeiende gemeente, noemde ds. Fokkelien Oosterwijk de protestantse gemeente die samenkomt in de Amsterdamse Westerkerk onlangs, tijdens een benefietconcert in het kader van de restauratie van het bedehuis. Een bloeiende gemeente – zo typeerde de zeventiende-eeuwse predikant ds. Petrus Wittewrongel ‘zijn’ gemeente in „de wijdt-beroemde stad Amsterdam” eveneens.
Vraag is natuurlijk of de twee met hetzelfde woord ook hetzelfde bedoelden. Misschien in –ten minste– één opzicht toch wel. Zo gaf ds. Oosterwijk aan dat het voor de Westerkerkgemeente „heel belangrijk” is dat ze „open” is. Verwijzend naar de vele ramen en de prachtige lichtinval: „We willen het licht ook naar buiten brengen.”
Dat laatste wilde ds. Wittewrongel (1609-1662) niet minder, zo blijkt wel uit de ”Opdracht” die hij in 1661 in zijn werk ”Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding” schreef aan de burgemeesters van Amsterdam. „Als ik door dit onderricht de Christelijke huisvaders en huismoeders zover zou kunnen bewegen om de oefeningen van de deugd en de godsdienst in hun huisgezinnen te planten, en dat de reformatie van wat onder ons bedorven is, vandaar haar aanvang zou kunnen nemen, dan vertrouw ik erop dat ook door dat middel de kracht der godzaligheid –die nu zo jammerlijk overal vervallen ligt– van de huisgezinnen tot deze grote stad, tot de bloeiende gemeente en tot het gehele land zeer spoedig zou afvloeien en krachtig doorbreken. Daardoor zou ook God de Heere dan bewogen worden om Zijn oordelen en plagen van ons af te wenden en Zijn duurgekochte Kerk bij haar zegen en welstand genadig te behouden.”
Veel volk
Wie anno 2013 door Amsterdam loopt, kan zich eigenlijk niet meer indenken dat de stad aan de Amstel eens een –zoals ds. Wittewrongel niet moe wordt te herhalen– bloeiende ”gereformeerde gemeente” herbergde, de grootste van de Nederlanden. Weliswaar stralen de grote kerken in en rond het centrum nog altijd grandeur uit; de Nieuwe Kerk en de Zuiderkerk, bijvoorbeeld, fungeren allang niet meer als bedehuis.
En toch schrijft ds. Wittewrongel het, in een ”Aanspraak” tot de „bescheiden lezer”: „Ik ben er wel zeker van dat wat God de Heere eens tegen Paulus zei over Korinthe (Handelingen 18:10), in waarheid ook op ons Amsterdam toegepast kan worden: God heeft ook „veel volk in deze stad.” Hoewel er ook veel goddelozen en tegensprekers zijn. Er zijn er velen in deze stad, ook die daarin geboren en opgevoed zijn, die waarlijk God vrezen, om wier wil God de Heere ons tot nog toe heeft gespaard. Mijn oogmerk en hartelijke wens en gebed tot God is dat Hij het onderwijs van mijn boeken over de Christelijke huishouding zo wil zegenen dat het getal van de zodanigen in de huisgezinnen alle dagen mag vermeerderen.”
Ging de bekende nadere reformator ook voor in de Westerkerk? Kerkenraadsvoorzitter John Faasse aarzelt. „Voor zover ik heb kunnen nagaan stond hij als predikant in de Oude Kerk en zal hij waarschijnlijk niet in de Westerkerk hebben gepreekt.” Maar Harmen Snel van het Stadsarchief Amsterdam is er stellig in: „Predikanten werden in Amsterdam niet aangesteld met een vaste standplaats. Ze rouleerden dus permanent. Vandaar dat in alle literatuur over Amsterdamse predikanten nooit vermeld staat in welke kerk zij stonden.” Hij bediende het Woord dus ook in de Westerkerk? „Dat is wel zeker, ja. Net als in de Oude, Nieuwe, Zuiderkerk, enzovoorts.”
Tijdens het benefietconcert –in het bijzijn van prinses Beatrix– probeer je het je, zittend op de tribune, net onder de galerij, wat voor te stellen: ooit zaten –stonden, liepen– in dit godsgebouw uit 1620 dus wekelijks talloze Amsterdammers onder het gehoor van ds. Petrus Wittewrongel. Even later brengt een lofrede van de presentator op het homomonument pal naast de kerk je echter weer snel terug in 2013.
Heruitgave
De eerste druk van ds. Wittewrongels ”Oeconomia Christiana” verschijnt in 1655. Nog hetzelfde jaar blijkt een tweede druk nodig. Beide uitgaven tellen bijna 500 bladzijden op octavoformaat. Zes jaar later, in 1661, ziet een derde, nog sterk uitgebreide druk het licht: twee forse delen in kwartoformaat, met in totaal meer dan 2000 bladzijden.
Bijna 23 jaar staat de predikant dan al in Amsterdam („deze grote stad en kleine wereld”), waar hij op 23 juli 1638 intrede deed. In de twee delen van zijn ”Christelijke huishouding” heeft hij „het merg en de voornaamste stof van alles wat vóór dezen door ons is gepredikt, opgenomen”, zo laat hij weten. „En dat met het doel om uzelf en elkaar daardoor tot de betrachting van de ware godzaligheid en de oefeningen van de deugd en van de godsdienst op te wekken.” Maar er staat nog meer in: „U zult ook daarin vele zaken verder uitgewerkt vinden die ik in de predicaties vanwege de kortheid van de tijd niet in die mate heb kunnen aanbevelen.”
Geniet Jacobus Koelmans geschrift ”De plichten der ouders – In kinderen voor God op te voeden” (1679) in de achterban van deze krant nog wel een zekere bekendheid; Wittewrongels ”Christelijke huishouding” is het waard óók gelezen te worden. En dat kan nu weer. Het is de verdienste van de Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen dat zij ds. Wittewrongels „monumentale gezinscompendium” (prof. dr. W. J. op ’t Hof) op dit moment opnieuw uitgeeft, in hedendaags Nederlands. Dr. J. A. Bunt uit Rhenen en neerlandicus R. Mulder hebben deze klus op zich genomen, en sinds kort is deel 1 in een reeks van 5 beschikbaar. „Wie dit traktaat tot zich neemt”, stelt prof. Op ’t Hof in zijn inleiding, „zal in andere boeken bijna geen nieuws meer kunnen vinden. Wittewrongels uiteenzetting is werkelijk bijna allesomvattend en uitputtend.”
Waarover gaat de ”Oeconomia Christiana” zoal? Zeker niet alleen over de opvoeding, schreef L. F. Groenendijk –die later op ”de visie van Petrus Wittewrongel op de christelijke huishouding” promoveerde– in 1980 in het blad De Reformatorische School. „Net als in vele puriteinse ”conduct books”, waarvan Wittewrongel er heel wat zal hebben gebruikt, wordt het hele gebied der huiselijke plichten bestreken.” Volgens Groenendijk is zijn werk te karakteriseren als een reformatiegeschrift, ethiek voor huwelijk en gezin, zedenkunst, handboek voor gezinsgodsdienst en toetssteen van ware genade.
In het deel dat nu is heruitgegeven, geeft ds. Wittewrongel eerst een algemene inleiding, „waarin aangewezen wordt hoe nodig het is dat ieder waar Christen ten nauwste let op een goede en Christelijke besturing van zijn eigen huisgezin, en wat in het algemeen daartoe geëist wordt.”
Vervolgens spreekt hij over het huwelijk, over trouw blijven, over de plichten van man en vrouw, over die van ouders en kinderen, die van dienstknechten en dienstmaagden en hun meesters en, ten slotte, over de „besturing van het huisgezin.”
Kwekerij
Als de Amsterdamse predikant érgens van overtuigd is, is het daarvan dat „het huisgezin” tot de fundamenten van de samenleving behoort. Gaat het daar mis, dan gaat het overal mis. Anderzijds dient ook juist daar de (nadere) reformatie van een samenleving en kerk te beginnen. En alleen dan „is het huisgezin als een kwekerij van de kerken en republieken. Ja, een kleine kerk en republiek zelf, of ten minste een levende weergave van beide.”
Maar wie zou het kunnen? „Wij hebben een Goddelijke wijsheid nodig om onze huisgezinnen wél te besturen.” En „Gods onvervalste Woord” als „kompas”, als „poolster.” „Ik bid de Heere mijn God dat Hij onder Zijn genadige bijstand –ik wens dat die mij hierin ter hulp zij en als een schaduw over mijn hart en ziel– mij zo mag besturen dat ik zodanige regels die nodig zijn tot de onderrichting en besturing van een Christelijk huisgezin, uit het heilige Woord van God zo krachtig mag voorstellen dat zich iedereen daarnaar moge schikken, om die in zijn huishouding te bekrachtigen en te behartigen. Opdat voortaan ieder van ons diegene in der daad en waarheid mocht bevonden worden die hij in belijdenis en uitwendige gestalte schijnt en roemt te zijn, te weten een recht Christen, die niet alleen de gedaante maar ook de kracht van de godzaligheid zowel in zichzelf als in zijn huisgenoten wil laten zien.”
Antichristelijke cultuur
Grote vraag is altijd weer wat voor zin het schrijven van een op zichzelf monumentaal werk als dit heeft (gehad) als het gaat om, zeg, het voortbestaan van de gereformeerde religie. Prof. Op ’t Hof wijst in zijn inleiding op het belang van het gebruik van ”de middelen”. „Toen aan het eind van de zeventiende eeuw de contrareformatie alle vormen van de gereformeerde eredienst en van protestants onderwijs in Hongarije en Zevenburgen de kop had ingedrukt, bleek heel lang daarna dat de gereformeerde religie de lange periode van onderdrukking en vervolging overleefd had. Waar had zij dat in de middellijke weg aan te danken? Aan de gezinsgodsdienst die dankzij de diverse drukken van de Hongaarse vertaling van het puriteinse vroomheidshandboek van Bayly diepe ingang gevonden had in het dagelijkse leven van de Hongaarse en Zevenburgse gereformeerden. ”Oeconomia Christiana” is een werk dat bij uitstek geschikt is om ons toe te rusten voor het heden in de strijd tegen de moderne en antichristelijke tijdgeest en cultuur en om ons voor de toekomst terug te werpen op het kleinste en laatste maatschappelijk verband dat ons rest, als de Bijbelse leer en praktijk uit alle sectoren van het publieke bestaan verwijderd zullen zijn.”
Een heilige wandel
In zijn werk ”Oeconomia Christiana of Christelijke huishouding” geeft de Amsterdamse predikant ds. Petrus Wittewrongel tal van adviezen, richtlijnen en waarschuwingen, „ter bevordering van de beoefening der ware godzaligheid in de afzonderlijke huisgezinnen en samengesteld naar de regel van het zuivere Woord Gods.” Regelmatig benadrukt hij echter ook met welk doel hij dit doet. „De heilige wandel van de Christenen is altijd een sterk motief geweest om de loop van het heilig Evangelie in veel plaatsen en onder een grote menigte van mensen te verbreiden. Als wij onze ogen willen slaan op de zeven gemeenten van Klein-Azië, waaraan het de Zone Gods heeft behaagd die voortreffelijke brieven door Johannes te laten schrijven (Openb. 2 en 3), dan zullen wij zien dat het Evangelie dáár zijn grootste uitbreiding heeft gehad waar de belijders heiliger en in goede werken overvloediger zijn geweest. Als mensen „waardiglijk het Evangelie” wandelen, volgens Paulus’ vermaning in Filippenzen 1 vers 27, dan moet het Evangelie doordringen zoals een bliksem schiet van het oosten naar het westen. Het is in de uitbreiding van de eerste primitieve kerken overvloedig gebleken, toen de voortreffelijke lichten in de duistere nacht van de wereld doorbraken en om strijd hun vlucht maakten om de voorgestelde hoop te verkrijgen; toen zij de kracht van de leer van het heilig Evangelie in een heilige wandel uitdrukten. Want toen was er geen welsprekendheid nodig om de ongelovigen van de waarheid van de Christelijke religie te overtuigen. Maar die werd door velen blijmoedig aangenomen, omdat hun heilige wandel gehele huisgezinnen en steden dwong om te geloven.”
Boekgegevens
Christelijke huishouding, deel 1; ds. Petrus Wittewrongel; uitg. Landelijke Stichting ter bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen, Wijk en Aalburg; ISBN 978 9077530115; 5 delen van ca. 600 blz.; € 249,00 voor de complete serie, tot 30 juni geldt een intekenprijs van € 199,00. Te bestellen via 0418-671790/0416-693844 of inhetspoor@kliksafe.nl. Niet verkrijgbaar bij de boekhandel.