Blikken
Met Sybe in het winkelwagentje loop ik door de supermarkt. Hij past er nog net in, gelukkig. Geïnteresseerd kijkt hij wat ik allemaal achter zijn rug in het karretje stop. Zo nu en dan buigt hij zich naar achteren en vist iets tussen de boodschappen uit. Iets wat er lekker uitziet, of iets wat hij met een grote klap op de grond kan gooien.
Hij is zich totaal niet bewust van de blikken die andere klanten op hem werpen. In tegenstelling tot mij, want ik zie ze allemaal. De ene na de andere dromerige, gehaaste of verveelde uitdrukking verandert in een opmerkzame, nieuwsgierige of verbaasde blik. Een zwangere vrouw kijkt ineens verschrikt, alsof ze zich nu pas realiseert dat haar kind misschien ook…! Ik zou eraan gewend moeten zijn, maar deze keer irriteert het me allemaal mateloos.
Mensen lopen over straat met nauwelijks kleren aan hun lijf, haar in alle kleuren van de regenboog of tatoeages op ieder stukje huid. Dat vinden we allemaal volstrekt normaal, of we doen in ieder geval alsof. (Want stel je voor dat je voor bekrompen of zelfs discriminerend aangezien wordt!) Maar dit kind, zo volledig ongekunsteld zichzelf, is een bezienswaardigheid. Is dat niet merkwaardig?!
Als een winkelend echtpaar met open mond naast het wagentje stil blijft staan om eens goed te kijken, heb ik er genoeg van. „Wat kijken mensen toch altijd stom naar jou, hè Syp”, zeg ik. Ze vliegen verschrikt allebei een andere kant uit. Ik hoop dat ze hun onbeschaamde gestaar voor altijd hebben afgeleerd.
Sybe sjort intussen een doos wasmiddel uit het karretje en laat hem met een plof op de grond terechtkomen. Hij maakt zich niet druk. Dat zou ik ook niet moeten doen.
Maar toch, het doet pijn en het went nooit. Want al die blikken vertellen dat Sybe er niet bij hoort en afwijkt van de rest. Dan kunnen wij hem wel geaccepteerd hebben en van hem houden zoals hij is, maar de buitenwereld doet dat niet.
Niet veel later zie ik op de markt een moeder met haar dochtertje. Het meisje heeft een mismaakt gezicht, passend bij een bepaald syndroom. Ik zie het en kijk weg, maar dat wil ik eigenlijk niet. Ik wil de moeder laten merken dat ik weet wat ze voelt. Dat ze ondanks haar opgewekte houding al die meewarige, verbijsterde, onbeschaamde blikken heus wel ziet. Dat ze allemaal, stuk voor stuk, naar binnen vlijmen. Dáárom kijk ik weg, bang dat mijn blik haar ook pijn doet.
Sommige mensen verstaan gelukkig de kunst om te kijken op een manier die goeddoet. Ze praten tegen Sybe. Ze accepteren hem, zijn vriendelijk en begripvol. Hij krijgt een aai over zijn bol of een compliment over zijn fiets. Misschien hebben ze ook een zorgenkind, misschien zijn het gewoon aardige mensen. Sybe voelt zoiets haarfijn aan, zulke mensen krijgen een hand van hem of een paar seconden oogcontact. Kostbare gunsten, die hij alleen verleent aan degenen die ze op waarde weten te schatten. De slimmerd. Mensen die dat niet kunnen, negeert hij volledig. Ook al zo slim. Daar kan zijn moeder nog veel van leren.