Perfectionist doet goed werk, maar moet ook keuzes maken
Perfectionisten hebben het moeilijk. „Jij bent perfectionist” heeft de onuitgesproken boodschap van: „Ga morgen eindelijk eens uitzoeken hoe je daar van af kunt komen.” Of erger: „Je hebt een niet te verhelpen stoornis, en ik moet daarmee leven. Heb medelijden met mij.”
Ik heb grote bewondering voor perfectionisten. Ze gaan voor compleetheid en kwaliteit. Zij begrijpen beter dan wie ook dat alles met alles samenhangt. Dat de kleinste details ineens belangrijk kunnen blijken te zijn.
Perfectionisten zouden meer gewaardeerd moeten worden in deze jachtige maatschappij. Het zou me een gerust gevoel geven als ik zou weten dat ik door een perfectionist word geopereerd. Heerlijk als de vormgever en de eindredacteur van een boek of tijdschrift tot het gilde van de perfectionisten behoren. Iedereen weet dat er mensen zijn aan wie je het organiseren van een evenement met een gerust hart kunt toevertrouwen. In het draaiboek krijgen alle partijen een plaats, worden alle gebeurtenissen geordend en perfect geregisseerd. Het komt goed. Aan alles is gedacht.
Tijd is voor perfectionisten geen probleem. Als ze er maar genoeg van hebben. Soms komen perfectionistische werknemers of managers in mijn gespreksruimte terecht. Voor een coaching. Ze lopen vast, of anderen lopen vast met hen.
Het laatste wat ik dan zal doen, is hun aanraden om minder perfectionistisch te zijn. Het is een gave als je oog hebt voor ieder detail. Een gave die je gekregen hebt, die helemaal bij je hoort. En hoewel mensen zelf –aangespoord door hun omgeving– bij het binnenkomen zeggen: „Ik wil minder perfectionistisch zijn”, ligt daar het probleem niet. En dus is minder perfectionistisch zijn ook geen goed coachingsdoel. Het doel is juist: hoe je met deze gave beter tot je recht komt.
Mensen moeten vooral blijven doen waar ze goed in zijn: de dingen tot in detail goed afwerken. Wat ze echter kunnen leren, is dat perfectionisme niet altijd werkt. Voor de gevallen waarin perfectionisme niet werkt (bijvoorbeeld bij hoge tijdsdruk) heb je een andere aanpak nodig. Niet minder perfectionistisch worden, maar er een manier van werken bij leren, en weten wanneer je beter voor het ene kunt kiezen en wanneer beter voor het andere. Het gaat daarbij over effectiviteit en niet over goed of slecht. Een opdracht gedetailleerd uitwerken is niet beter of slechter dan een opdracht globaal uitwerken. Soms is het ene handiger, soms het andere.
Bij dit soort coaching confronteer ik mensen graag met de 80-20-regel. Tachtig procent van het effect bereik me je met 20 procent van de inspanning. Om de laatste 20 procent effect te realiseren, heb je maar liefst 80 procent van de inspanning nodig. Voorbeelden te over. Om op een vergadering een nieuw plan te introduceren, kun je in een halfuur een A4’tje maken. Als je het plan gedetailleerd wilt uitwerken voor die vergadering, heb je een paar uur nodig. Als je kamer een puinhoop is, kun je de ruimte binnen een kwartier toonbaar maken. Om de kamer een goede beurt te geven, heb je minstens anderhalf uur nodig.
Om die keuze te maken, tussen globaal of perfect, helpt het om je bewust te worden van het ja-neeprincipe. Als je ja zegt tegen het perfect uitwerken van de dingen, zeg je nee tegen de andere zaken die je in die tijd had kunnen doen. Als je ja zegt tegen een perfect plan dat vandaag nog af moet, zeg je soms nee tegen je gezin, dat zonder jou de maaltijd gebruikt. Als je ja zegt tegen een tot in detail georganiseerde party, zeg je soms nee tegen jezelf: je had ook graag nog even ontspannen tijd voor jezelf genomen. In beide gevallen is er niets mis met de keuze. Soms is het goed om iets perfect af te maken, ook al moet je gezin het dan een keer zonder je doen. Een perfect georganiseerd party levert vreugde en energie op. Als je je er maar van bewust bent dat het een keuze is, en als je maar in staat bent andere keuzes te maken.
Ook ik maak nu een keuze. Deze column zal niet perfect zijn. Ik kan ermee leven.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl