Toen in de politiek nog, ahum, rust heerste
Het is een bekende, steeds terugkerende klacht: de Tweede Kamer is jachtig, wispelturig en holt van incident naar incident. Grondig en systematisch de regering controleren? Ho maar! De vraag rijst of het dan vroeger beter was. Drie oud-Kamerleden, uit het premobieltjestijdperk, blikken terug. „Ook toen hing ik op zaterdagavond met een kiezer aan de lijn.”
Oud-marineofficier Jan Dirk Blaauw (72), VVD-Kamerlid van 1978 tot 2003, herinnert zich zijn entree in de fractie nog goed. „De tijd dat parlementariërs geen eigen werkkamer hadden, lag nog maar net achter ons. Kamerleden werkten toen vaak in de plenaire zaal, ook al was daar een debat aan de gang dat jou helemaal niet aanging.”
Daar zaten ze dan, in die krappe bankjes, met een grote stapel beleidsstukken. „Dat vond niemand gek. Wat wél werd afgekeurd, was als je in de grote vergaderzaal openlijk de krant zat te lezen. Dat deed je dus tersluiks. Je legde hem plat en dubbelgevouwen op je tafeltje en sloeg de pagina’s zo onopvallend mogelijk om. Het zou op kijkers namelijk een slechte indruk maken als goed betaalde Kamerleden zomaar een dagblad zaten te lezen.”
Wat Blaauw, voorzitter van de Vereniging van oud-parlementariërs (VOP), maar zeggen wil: de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw waren qua werkomstandigheden, sfeer en facilitering een totaal andere tijd. „De eerste werkkamer die ik kreeg, moest ik delen met mijn collega Huub Jacobse en twee persoonlijk medewerkers – trouwens ook een nieuw verschijnsel in die dagen. Bij de marine was ik het delen van nauwe ruimtes met andere personen wel gewend, maar ideaal was dit natuurlijk niet. Een positieve verrassing was dat ik van mijn voorgangster, Els Veder-Smit, een elektrische typmachine erfde. Dat ding kon vier schermregels onthouden, zodat je correcties kon aanbrengen zonder Typex te hoeven gebruiken. Wat een luxe, wat een moderniteit!”
Hoe anders het 25 jaar geleden in het parlement was, staat ook Pieter-Jan Biesheuvel (63), CDA-Kamerlid van 1986 tot 2002, nog scherp voor de geest. „Nee, het was niet meer de tijd van de ganzenveer, maar we deden in die tijd wel veel met brieven. Daar kreeg je er stapels van, en die probeerde je ook allemaal netjes te beantwoorden. Binnen onze fractie gold de regel dat je dat binnen twee weken moest doen. Zelf werkte ik –ik deed bijvoorbeeld het WAO-dossier– deels met standaardantwoorden, maar ik probeerde er ook altijd iets persoonlijks aan toe te voegen. Daarom ondertekende ik ze ook steevast met blauwe inkt.”
Onvergelijkbaar met het e-mailtijdperk, realiseert de christendemocraat zich. „Het tempo waarin de communicatie zich voltrok was onmiskenbaar rustiger. Een e-mail ram je er in een paar minuten uit, voor een brief ging je echt zitten. Het taalgebruik in mails is volgens mij doorgaans ook heftiger dan in brieven.”
Piepers
Mobiele telefoons waren er, toen hij een kwarteeuw geleden in de toen 54 koppen tellende CDA-fractie aantrad, nog niet. „Wel kregen we in die tijd van die piepers, semadigits geheten. Daarmee was je in het Kamergebouw in principe altijd bereikbaar.” Een Kamerlid wiens pieper ging, snelde naar het dichtstbijzijnde, halfopen telefoonhokje om de oproep te beantwoorden. Biesheuvel: „Ik kom voor mijn huidige werk nog met enige regelmaat in de Kamer. Die telefoonhokjes zijn er nog steeds, maar je ziet er nooit meer iemand staan.”
Het leven van een volksvertegenwoordiger was dus veel bezadigder dan nu? „Ha, ha, ja, het lijkt alsof we het een stuk rustiger hadden. Maar vergeet niet dat de Tweede Kamer toen nog een zogeheten ledenlijst had, die min of meer openbaar was. Daarop stonden, tenzij je als Kamerlid bezwaar maakte, je adres en telefoonnummer. Ik herinner me een vrouw die de gewoonte had mij elke zaterdagavond op te bellen en dan allerlei proza ten beste gaf over de Golfoorlog. Tja, zo iemand probeerde je toch maar fatsoenlijk te woord te staan.”
Dat de politiek de laatste tien, twintig jaar drukker, sneller en hijgeriger is geworden, daarvan is een oud-D66-Kamerlid –dat liever niet met zijn naam in de krant wil– vast overtuigd. „Wie het maar enigszins volgt, ziet het gebeuren. Politiek en maatschappij zijn zo hyperig dat binnen een dag een bepaald thema vaak al is uitgewoed. Dan zijn de media, en dus ook de politiek, alweer toe aan het volgende incident. De kans dat je over een aangelegen punt ook maar een beetje debat krijgt, is op die manier uitermate klein geworden.”
Internet, mobieltjes en Twitter stuwen de omloopsnelheid van het nieuws naar ongekende hoogten. „En van die ontwikkeling is het einde nog niet in zicht. Lees het werk van de Duitse filosoof Hartmut Rosa over de acceleratiemaatschappij. Oké, er zijn voorzichtige tegenbewegingen. Slow life, slow food, slow literature. Maar de hoofdstroom blijft toch: sneller, sneller, sneller.”
Het voormalige D66-Kamerlid ziet de moderne communicatiemiddelen overigens niet als de enige oorzaak van dit proces. „Er is veel meer aan de hand. Dat aan het Binnenhof het tempo zo is opgeschroefd en de politiek zo oppervlakkig is geworden, heeft evenzeer te maken met het wegvallen van duidelijke ideologieën en het steeds meer ontbreken van politici van gewicht. Fracties aan de linker- en de rechterkant van het politieke spectrum weten nog wel waartoe ze op aarde zijn, maar de hoofdmoot van de Kamerleden, dat zijn er minstens honderd, heeft totaal geen idee meer welke kant hij of zij op wil. In veel kwesties roepen ze daarom maar wat.”
Fornuis
Pragmatische redeneringen voeren in Den Haag de boventoon. „Kijk, als D66’er ben ik natuurlijk erg voor pragmatisme. Maar we moeten als politiek wel consequent blijven. Neem nu het thema zorg. Zorg wordt steeds duurder, stellen alle partijen vast. Dus gaan we meer vragen van mantelzorgers. Soms hoor je zelfs het voorstel om mantelzorg min of meer verplicht te stellen. Dat is schandalig. Waarom? Wel, het zijn dezelfde politici die roepen: de vrouw moet weg bij het fornuis, anders verliezen we de economische strijd met Aziatische tijgers! Dan vraag ik: wat wíllen we nou? Is het soms de bedoeling een mensenras te creëren dat met vier uur slaap toe kan?”
Juist omdat de oorzaken van de jachtigheid van de huidige politiek zo divers zijn en zo sterk verbonden met diepe onderstromen in de samenleving, is het verminderen van de hijgerigheid geen sinecure, beseffen alle drie de oud-politici. Blaauw: „Als ik in het Kamergebouw al die continu telefonerende volksvertegenwoordigers zie, en in de vergaderzaal al die naar een iPad of iPhone starende politici, word ik daar niet vrolijk van. Maar goed, het gebruik van die communicatiemiddelen draai je nu eenmaal niet terug. Wat ik Kamerleden van tegenwoordig wel zou willen meegeven, is: Denk eerst eens goed na over wat je met een bepaalde actie of uitlating wilt bereiken. Een tweet is in een paar seconden ingetikt. Maar heeft die echt zin? Voegt hij iets toe? En loop je niet het risico dat je er de volgende dag al op moet terugkomen? Er is zo veel onnadenkendheid.”
Verspilling
Een andere tip van de VVD’er, die ook nog een blauwe maandag lid was van de partij EénNL: „En áls je als politicus iets in gang zet, bewaak dan vervolgens wat er met dat thema gebeurt. Er wordt aan zo veel zaken geen vervolg gegeven. Ook al doordat Kamerleden veel korter in het parlement zitten dan vroeger. Dat bij de dag leven stoort mij mateloos in de huidige politiek. Er is zo veel verspilling van energie.”
Blaauws laatste aanbeveling betreft de pers. „Als die eens zou stoppen met aandacht te geven aan kleine incidenten, schermutselingen en eendagsvliegen, zou dat de hijgerigheid al een stuk doen afnemen.”
Toch zouden juist op dit punt ook politici zich anders moeten gedragen, vindt het eerder genoemde oud-D66-Kamerlid. „Zij moeten hun rug recht houden tegenover de pers. Zich niet zo afhankelijk opstellen. Zich niet tevreden stellen met het bedenken van mooie oneliners, maar tegen een journalist durven zeggen: Ik wil best met u praten, maar dan moet ik wel de tijd krijgen een fatsoenlijke gedachtegang op te bouwen.”
Mobiele telefoon, Facebook en Twitter zijn uit het leven van een modern politicus niet meer weg te denken, beseft ook het oud-D66-Kamerlid. „Dat zijn op zichzelf ook niet dé boosdoeners. We zijn als samenleving nog steeds op zoek naar een goede omgang met deze communicatiemiddelen. In de fase waarin we nu verkeren, gaan we er nog erg onbesuisd mee om. Maar na verloop van tijd zal er op dit terrein –dat geloof ik vast– een soort van etiquette ontstaan, en zullen we doorkrijgen wat een zinvol en wat een onzinnig gebruik van deze middelen is. Iets dergelijks hebben we ook gezien bij het autogebruik. In het jaar 1972 hadden we nog 3200 verkeersdoden; nu hebben we er, terwijl het aantal auto’s verveelvoudigd is, jaarlijks ongeveer 800. We hebben geleerd met die techniek om te gaan.”
Persoonlijk gesprek
Ook Biesheuvel eindigt niet in mineur. „Wat mij in mijn huidige contacten met Kamerleden opvalt, is dat men nog altijd belang hecht aan een persoonlijk gesprek met deskundigen of belangenbehartigers. Dat is nog hetzelfde als in mijn tijd als volksvertegenwoordiger. De betere parlementariërs maken, ondanks alle hectiek, voor zulke contacten tijd vrij. Zij willen –en dat prijs ik in hen– een bepaald probleem echt van binnenuit leren kennen. Daarin doen kleine fracties, zoals ChristenUnie en SGP, trouwens niet onder voor grote.”
Op bijeenkomsten van de Vereniging van oud-parlementariërs (VOP) komen de verschillen tussen het huidige en het vroegere politieke bedrijf altijd ter sprake, zegt VOP-voorzitter Blaauw. „Al doen we dat wel met enige zelfspot. Zo van: ja hoor, opa verhaalt van vroeger.”
De vereniging, die het kwartaalblad Nestor uitgeeft en die een website in de maak heeft, telt zo’n 380 leden. „Zo’n 400 oud-parlementariërs zijn géén lid van de VOP. Dat begrijp ik best. Als je bijvoorbeeld maar een paar jaar in de Kamer, de Senaat of het Europees Parlement hebt gezeten, en je hebt daarna een andere, drukke werkkring gevonden, heb je minder behoefte aan contact met oud-volksvertegenwoordigers.”
De VOP verzorgt elk jaar twee uitjes: één naar het Binnenhof en één naar elders in het land. Daaraan nemen gewoonlijk zo’n vijftig tot zestig leden deel.
De vereniging onderhoudt nauwe contacten met de European Association of Former Parlementarians (FP-AP). Zo organiseert de VOP voor de FP-AP op 4 oktober een congres in Den Haag. Daar spreekt onder anderen de historicus Coos Huijsen over 200 jaar koninkrijk en staat men stil bij Den Haag als stad van recht en vrede.