Zeeuwen hadden fors aandeel in slavenhandel
Honderden slavenreizen ondernamen de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) en de West-Indische Compagnie (WIC). Met een omvang van bijna 270.000 nam Zeeland circa de helft van de door Nederland verscheepte slaven voor zijn rekening.
Op de buitenmuur van het Zeeuws Archief in Middelburg staat, vlak bij de ingang aan het Hofplein, een tekst gegraveerd van de WIC-ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen. „Wierden onderwylen dighte by ons een kleyn vaartuigh gewaar, daar een oud naakt mens in sat, die geweldigh schreeuwde. Ik voer met mijn sloep naar ‘t selve toe, bragt hem met veel tegenscrabbelinge aan boort van den Arent, zijnde een manspersoon van diep in de 50 jaren, uyt de bruynen, met een sikje na de turkse manier, heel sterk van gestalte (…).”
Het is niet het enige in Middelburg wat herinnert aan de WIC en het Zeeuwse slavernijverleden. Een straat verder, op het plein de Balans, voor de abdij, staat sinds 2005 een slavernijmonument. Op deze plaats wordt elk jaar op 1 juli de afschaffing van de slavernij herdacht. Surinamers en Antillianen eren er hun tot slaven gemaakte voorouders door kransen te leggen bij het monument.
Mogen het slavernijmonument en de gegraveerde tekst op de buitenmuur van het Zeeuws Archief van recente datum zijn; dat geldt niet voor Het Commerciehuis. Dit gebouw, pal tegenover het slavernijmonument, was vanaf de jaren twintig van de achttiende eeuw het hoofdpakhuis van de MCC en is daarmee een van de stille getuigen van het Zeeuwse slavernijverleden. In een zaal in de Sint-Jorisdoelen, eveneens aan de Balans, overlegden directeuren en andere betrokkenen van de MCC met elkaar over hun koopvaardijschepen en stippelden de koers uit voor hun handelsmissies naar West-Afrika en West-Indië, de zogenaamde driehoeksreizen (zie kaartje).
Ook van de WIC staan er nog tot op de dag van vandaag huizen in Middelburg. Andere gebouwen werden afgebroken, bijvoorbeeld de pakhuizen achter het belastingkantoor aan de Kousteensedijk. Nu stroomt er het water van het Kanaal door Walcheren. En het WIC-huis aan de Lange Delft 24, destijds bewoond door de conciërge en de kassier, heeft plaatsgemaakt voor een gebouw met een moderner uitstraling. Nu biedt het complex onderdak aan een opticien.
„Ik ben met andere ogen naar de stad gaan kijken”, zegt Roosanne Goudbeek, die als medewerkster van het Zeeuws Archief werkt aan het digitaliseren van documenten als logboeken en journalen van de MCC. Het archief van dit scheepvaartbedrijf wordt beheerd door het Zeeuws Archief. Twee jaar geleden werd het MCC-archief door Unesco op de Werelderfgoedlijst geplaatst (zie kader).
Wat waren de WIC en de MCC voor ondernemingen?
„De WIC werd in 1621 opgericht. Het was een landelijk handels- en scheepvaartbedrijf dat naast afdelingen in Amsterdam, Rotterdam, Hoorn en Groningen ook een kantoor had in Middelburg.
De MCC dateert van bijna een eeuw later. Middelburgse kooplieden sloegen in 1720 de handen ineen en richtten de MCC op. Beide ondernemingen dreven handel op West-Afrika en West-Indië. Nadat in 1730 de WIC het alleenrecht op slavenhandel verspeelde, vertrok in 1732 het eerste MCC-schip naar West-Afrika voor een driehoeksreis.”
Hoe zag zo’n driehoeksreis eruit?
„Voordat de ongeveer 35-koppige bemanning van een MCC-schip voor een slavenreis kon vertrekken, moest de uitrusting in orde zijn. Slechte zeilen werden vervangen en er moest voldoende proviand worden ingeslagen. Nadat ook de ingekochte handelsgoederen zoals textiel, buskruit, geweren, koperwerk en kralen –het zogenaamde cargazoen– waren ingeladen, konden de zeilen worden gehesen.
Een reis naar de kust van Afrika duurde circa twee maanden. Ongeveer vanaf het huidige Sierra Leone of Liberia werd geankerd voor de kust. Soms liet men één zeil zakken en loste men een kanonschot ten teken dat er handel kon worden gedreven. Vanaf de kust kwamen kano’s, met tot slaaf gemaakte Afrikanen, naar het schip toe. Een slaaf werd bijvoorbeeld geruild tegen textiel, kralen en messen. Aan lokale machthebbers werd een vorm van belasting betaald: vaak sterke drank. Vervolgens zakte het schip verder de kust af. In Ghana, bij het fort Elmina, werden de laatste slaven gekocht. De prijs per slaaf was hier hoger. In totaal gingen er ongeveer 300 slaven aan boord van een MCC-schip. Het verblijf aan de kust van Afrika kon wel vier maanden duren voor het schip begon aan de oversteek over de Atlantische Oceaan.
Het merendeel van de slavenreizen van de MCC had Suriname als bestemming, zo’n twee maanden varen. Daar werden de slaven verkocht, vaak bij veiling, aan plantagehouders. Vervolgens werd een retourlading ingenomen. Deze bestond uit de producten van de plantages, zoals suiker, koffie of cacao. Het kon maanden, soms wel een halfjaar duren, voordat er genoeg lading aan boord was.
Terug in Middelburg werd de lading geveild. De hoogste vijf bemanningsleden aan boord, onder wie de kapitein, de opperstuurman en de chirurgijn, deelden mee in de opbrengst en kregen ook een percentage van de opbrengst van de slavenverkoop. Zo werden ze gemotiveerd om de reis zo goed mogelijk voor de directeuren van de MCC te laten verlopen.”
Welk aandeel hadden Nederlanders in de slavenhandel?
„Nederland heeft naar schatting 600.000 slaven verhandeld. Van hen kan iets minder dan de helft op het conto van de Zeeuwen worden geschreven. Dat gebeurde door de kamer Zeeland van de WIC, smokkelaars –zogenaamde lorrendraaiers–, de MCC en kleinere particuliere rederijen.
Het aantal door Nederland verhandelde slaven is in vergelijking met andere landen relatief laag: zo’n 5 procent.
Engeland spande in de achttiende eeuw de kroon. Een kapitein van de MCC schrijft in zijn logboek dat hij Suriname maar voorbijvaart, omdat hij vreest lang te moeten wachten. „Het ziet er wit van de Engelse zeilen.”
Op 1 juli is het 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen werd afgeschaft. In een zevendelige serie aandacht voor dit feit. Vandaag deel 4.
Zie ook:
Zeeuwen verhandelden meer slaven
Godefridus Udemans en de slavernij