Lokroep van in zichzelf gekeerde kerken naar buiten nul komma nul
Het is juni 2018. In de consistoriekamer van de dorpskerk is een groot gezelschap in vergadering. De agenda vermeldt als eerste een terugblik op de afgelopen vijf jaar. De voorzitter memoreert hoe indertijd een ingrijpende beslissing is genomen. Nadat uitgebreid was gesproken over een aantal hartenkreten in het RD over de schrikbarende kerkverlating, was eensgezind besloten om de hand aan de ploeg te slaan. Eenieder was er diep van overtuigd dat de lokroep die van een verdeeld, in zichzelf gekeerd kerkelijk landschap naar de buitenwacht uitgaat nul komma nul was.
Met de twee andere kerken in het dorp, eveneens van orthodoxe snit, werd contact opgenomen om waar mogelijk tot een gezamenlijk optrekken te komen. Betrekkelijk snel stonden de neuzen dezelfde kant uit. Afgesproken werd om periodiek gezamenlijke diensten te beleggen die vooral gericht waren op buitenstaanders. In het begin had dat nog niet zo veel opgeleverd, maar na verloop van tijd was het steeds drukker geworden. Mensen die anders zelden ter kerke gingen, voelden aan dat er iets heel bijzonders aan de hand was. Eindelijk was het onderling gekissebis, het elkaar niet groeten op zondag, het smalend spreken over andere kerken en meer van dat soort onfris gedoe, afgelopen. Dat trok de aandacht. Velen voelden: hier springen mensen over hun eigen schaduw heen en hebben ze een ander oogmerk dan het eigen ik.
Aan de orde kwam ook hoe indertijd een plan was uitgebroed om de jeugd op een geheel eigen wijze bij de kerk te betrekken. Dat beamers, drumstellen en ander popiejopie-gedoe niet de oplossing boden, was gelukkig unaniem onderkend. Maar wat dan wel? Die vraag was bij de catechisanten zelf neergelegd. Als de Bijbel ons oproept om getuigen te zijn, hoe zou je daar dan in zo’n dorpsgemeenschap invulling aan kunnen geven? Hoe zorgen we ervoor dat we ambassadeurs zijn van Zijn koninkrijk? Door het Woord te brengen, maar ook de daad bij dat Woord te voegen, zo luidde de door iedereen onderschreven conclusie.
Een zeer opmerkelijk onderdeel van het plan was om oudere mensen op te zoeken, ook buiten de kerkelijke gemeenschap. Onderzoek had immers uitgewezen dat eenzaamheid onder 70-plussers op veel grotere schaal voorkwam dan velen zich realiseerden. Voortaan gingen jonge mensen er met ouderen op uit. Soms betekende dat alleen maar een rondje met de rolstoel door het dorp, twee keer per week. Kleine moeite, snel gedaan. Maar wat waren die oudjes er blij mee. Het hele dorp roemde erover. Aan zo’n kerk had je nog eens wat. Mooie praatjes werden al genoeg gehouden. Maar een beetje zelfopoffering, daar moest je naar zoeken. En hier gebeurde het.
Bij het agendapunt ”vooruitblik” werd het voornemen uitgesproken de interkerkelijke samenwerking verder op te schalen. Doel was de werfkracht tegenover de buitenwereld nog verder te vergroten. Of het zou werken kon niemand garanderen, maar er werd wel gevoeld dat men dat aan zijn Zender verplicht was. Verder werd de predikant een cursus aangeboden om voor iedereen begrijpelijk te leren preken. Ook de inzet van mannen en vrouwen uit de gemeente was nog een belangrijk discussiepunt. Daar ontbrak het nogal eens aan, want iedereen had het toch zo ontzettend druk, druk, druk. Maar ja, hoe kon je dan nog klagen over kerkverlating en over de barre tijden die we beleven? Het werd laat die avond, maar toen een ieder zijns weegs ging, was er de diepgewortelde overtuiging dat het met hulp van boven zeker zou gelukken.