Cultuur & boeken

Preken en liedjes als wapens in de oorlog

Op de biddag van 26 juni 1709 krijgt de machtige Franse koning Lodewijk XIV er in de Goudse Sint-Janskerk ongenadig van langs.

Drs. Ton van der Schans

22 June 2013 12:13Gewijzigd op 15 November 2020 04:21
Volgens historicus Donald Haks waren in de zeventiende eeuw de predikant en zijn preek een belangrijk medium om oorlog te legitimeren. Foto Museum Catharijneconvent.
Volgens historicus Donald Haks waren in de zeventiende eeuw de predikant en zijn preek een belangrijk medium om oorlog te legitimeren. Foto Museum Catharijneconvent.

Dominee Leonard Beels heeft hem op het oog wanneer hij de woorden uit Psalm 55:22 voor zijn preek gebruikt: „Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn ontblote zwaarden.” In de in druk uitgeven preek ”’s Vyants trouwloze en bedriegelyke handel” wijdt deze Goudse predikant 48 bladzijden aan de heerszucht, sluwheid en onbetrouwbaarheid van de Franse koning. Nederland bevindt zich in de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), de vredesbesprekingen zijn net mislukt, de oorlog gaat door en de Staten-Generaal schrijven een bededag uit.

De preek van Leonard Beels is één voorbeeld van de minstens 104.000 biddagpreken die tussen 1672 en 1713 in Nederland gehouden zijn. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is zelfs bij historische onbenullen bekend. Dat Nederland ruim twintig jaar na de Vrede van Munster (1648) opnieuw in een oorlog raakt die met tussenpozen ruim veertig jaar duurt, is dat veel minder. Tussen 1672 (Rampjaar) en 1713 (Vrede van Utrecht) voert Nederland oorlog met het dan machtigste land van Europa, Frankrijk.

Publiek draagvlak

De historicus Donald Haks heeft over deze oorlogsperiode een interessant boek geschreven. Hij beantwoordt de vraag hoe Nederland deze oorlog zo lang heeft kunnen volhouden. Vanuit tal van bronnen en literatuur toont hij aan dat de overheid bewust een publiek draagvlak voor de oorlog creëerde. Door prenten, pamfletten, manifesten, schilderstukken, oorlogsliederen en rijmpjes te propageren. Maar misschien wel het meest door bededagen uit te schrijven waarop de 1500 predikanten van de Republiek nagenoeg het gehele (protestantse) volk met hun biddagspreken bereikten.

Op deze dagen waren alle kerken stampvol. In de tweede helft van de 18e eeuw hoorden ook rooms-katholieken op bededagen hun geestelijke leidslieden de toestand van land en volk verklaren.

Het is best verrassend dat de predikant en zijn preek naar de mening van de auteur een belangrijk, zo niet het belangrijkste medium was om de oorlog te legitimeren. Hij kiest met dit standpunt duidelijk positie in het historisch debat waarin veelal gesteld wordt dat in de loop van de zeventiende eeuw oorlog en godsdienst steeds minder verband met elkaar gingen houden. Ook Nederlandse historici negeren doorgaans religie als factor in de oorlog en de samenleving. De bekende historici Pieter Geyl en Ernst Kossmann, om er slechts een paar te noemen, zagen in de talloze godsdienstige argumenten vooral gelegenheidsredeneringen.

Voorrecht

Haks’ stellingname betekent niet dat hij dominees als oorlogshitsers ziet. De telkens terugkerende argumenten die zij hun hoorders in hun preken om de oorlog te rechtvaardigen voorhouden, betreffen het grote voorrecht dat God hun vrijheid van religie geschonken heeft. Abraham Hellenbroek omschreef dit in zijn ”Bybelsche keurstoffen” als volgt: ons leger en de vloot namen het op tegen de „Antichristelijke Magten” en het doel was een verdrukt volk en de gereformeerde religie te redden alsook om ons „Vaderlandt” te beschermen.

Bovendien waren de voortdurende oproepen tot boetedoening vanwege de zonden, evenals tot verschuldigde dankbaarheid vanwege Gods onverdiende weldaden, wezenlijke elementen in de biddagpreken.

Door de preken ontstond er in de zeventiende en de achttiende eeuw een soort ”vaderlandt”. Nu is over het ontstaan van de Nederlandse natie of identiteit het laatste woord nog niet gezegd. Ook in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond er door grote economische, sociale en culturele verschillen nauwelijks een natiebesef. Identiteitsbesef was vooral gericht op plaats of regio.

Dat neemt niet weg dat Haks terecht de cultuurhistorici Els Kloek en Wijnand Mijnhardt ten tonele voert die spreken over een weliswaar verbrokkeld, maar toch een Hollands, orangistisch of gereformeerd natiebesef dat aan het einde van de achttiende eeuw plaats zou maken voor een algemeen, verlicht natiebesef.

Wreedheden

Naast de hoofdstukken over bededagen en predikanten zijn er nog zes andere. De wreedheden van de Fransen in Bodegraven en Zwammerdam in 1672 en de eigentijdse publiciteit hierover in pamfletten en beroemd geworden prenten van Romeyn de Hooghe over deze Franse tirannie, kregen symbolische betekenis.

Een ander hoofdstuk gaat over de 200 oorlogsliedjes die tussen 1672 en 1713 verschijnen. Met de preek kregen deze veelal anonieme liedjes het grootste en sociaal gezien breedste publiek. Ging het in de preek primair om de religie, in de liedjes ging het meer om de vrijheid van het land.

Wat de reflectie van het volk op de preken en de liedjes betreft, behandelt de auteur drie dagboeken waaruit blijkt dat de preken een wezenlijke rol speelden in het leven van de mensen. Jammer dat veel vragen over de rol, invloed en betekenis van de oorlogsliedjes in dit boek onbeantwoord blijven. Hebben de omstanders meegezongen? Welke indruk maakten ze? Werden er instrumenten gebruikt? Haks vertelt het niet.

De auteur is er wel in geslaagd om duidelijk te maken dat de verschillende oorlogen op vele manieren en met vele middelen aanzienlijke steun kregen. Zijn conclusie dat de gereformeerde kerk niet-gereformeerden wel uitsloot en dat de overheid dat niet deed, is niet verrassend. Zijn stellingname dat het begrip vaderland algemeen aanvaard was en gedragen werd door een gemeenschappelijk verleden, is dat wel. Wat namelijk in een strijdsituatie was verworven (vrijheid, religie, welvaart en het verleden dat Nederland heeft gevormd) is in het belang van toekomstige generaties. Dat is, dunkt me, tevens de les voor ons uit het verleden.


Boekgegevens

”Vaderland en vrede, 1672-1713”, Donald Haks; 
uitg. Verloren Hilversum, 2013; ISBN 978 90 8704 337 7; 352 blz.; € 29,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer