Onderwijs & opvoeding

Mildred Uda-Lede: Geschiedenis slavernij werkt door tot op vandaag

Haar voorouders waren slaven in Suriname. Een geschiedenis die doorwerkt tot de dag van vandaag, zegt Mildred Uda-Lede. „Niet elk mis­verstand met een witte persoon heeft met racisme te maken, heb ik van mijn kinderen geleerd.”

Jan-Kees Karels

21 June 2013 18:14Gewijzigd op 15 November 2020 04:20
Mildred Uda-Lede                              Foto Sjaak Verboom
Mildred Uda-Lede Foto Sjaak Verboom

Fiadoe, heet de Surinaamse koek, een soort cake met ananas, rozijnen, kaneel en suiker. Mildred Uda-Lede serveert deze bij de koffie, terwijl ze vertelt over haar man. Die promoveert binnenkort op een proefschrift over Surinaamse spreekwoorden. „Hij heeft een verzameling van zo’n 10.000 spreekwoorden. Vooral vrouwelijke slaven ontwikkelden deze geheimtaal, om met elkaar te kunnen praten zonder dat de meester het verstond. ”Ik ben de tong die zich tussen de tanden bevindt”, luidt zo’n spreekwoord. Het betekent: „Wees op je hoede, je kunt niet vrij praten!””

Als nazaat van slaafgemaakten is Mildred Uda-Lede nauw verbonden met dit verleden. Vorig jaar publiceerde ze een bundel interviews met nazaten: ”Zoektocht in vrijheid”.

In welk klimaat groeide u op?

„Ik ben in 1949 geboren in Nickerie, het rijstdistrict van Suriname. Ik was de oudste, daarna kwamen er vier broers, later een zusje. Ik heb een fijne, warme jeugd gehad. Mijn vader was directeur-generaal van de posterijen, mijn moeder medisch analiste. Ze is een van de oprichters van de Surinaamse vrouwenbeweging. Beide ouders waren actieve vrijwilligers. Ze zetten zich in voor de padvinderij, waren altijd bezig.”

Wat voor indruk maakte dat op u als kind?

„Het was gezellig dat er altijd mensen thuis waren. Moeder gaf bijles aan kinderen die problemen met wiskunde hadden. We gingen vaak de natuur in. Suriname is een multiculturele samenleving, ik dank God daarvoor. Mensen zijn mensen, dat droegen mijn ouders over. De maatstaf voor het omgaan met mensen is niet hoe ze eruitzien, maar hun gedrag. Vader zei: Als iemand niets positiefs aan je leven toevoegt, respecteer hem, maar laat hem aan je leven voorbijgaan. Dat was een levensles.”

U bent oudste kind. Wat betekende dat voor u?

„Mijn vader en moeder, beiden ook oudste kind, legden veel nadruk op mijn verantwoordelijkheid. Ik moest de dingen goed doen, moest overzicht hebben. Van mijn jongere broers eiste mijn vader dat ze mij zouden beschermen als dat nodig was.”

Werden er bij jullie thuis verhalen verteld?

„Ja, door mijn opa. Mijn zwarte opa, kleinkind van slaafgemaakten, leerde dat we ons evenveel waard zouden voelen als witte mensen. Hij las verhalen voor waaraan wij eigenwaarde moesten ontlenen. Tegen de meisjes zei hij: Alles wat jongens kunnen, kunnen jullie ook.”

Hoe heeft u Suriname als land ervaren?

„Ik voelde me er gelukkig. Zeker, er waren dingen die niet goed gingen. De politiek was niet altijd koosjer. Maar voor opgroeiende jonge mensen was Suriname een fantastisch land. Iedereen bekommerde zich om de kinderen. Je had in elke buurt een oude wijze man of oude wijze vrouw. Die riep naar je: „Hallo, kom je van school? Heb je je best gedaan? En hoe ging het?” Of: „Pas op hoor! Niet met jongens in een hoekje gaan staan.” Zo zat Suriname in elkaar.”

Toen kwam u naar Nederland.

„Na mijn eindexamen op de kweekschool mocht ik naar de pabo, waar ik in 1972 de hoofdakte haalde. In die tijd had je na de pabo in Suriname niet veel mogelijkheden. Mijn vriend, nu mijn man, was al een jaar eerder naar Nederland gegaan en had zich in Groningen gevestigd. Ik kwam eerst terecht in Rotterdam. Kort daarna ben ik verhuisd naar Groningen. We zijn getrouwd, hebben er achttien jaar gewoond, en hebben daar vier kinderen gekregen.”

U werd opvoeder: wat wilde u behouden, wat toevoegen aan de opvoeding van uw ouders?

„Behouden wilde ik dat onze kinderen met íédereen konden omgaan. Ze moesten zich net zo waardevol voelen als hun witte vriendjes en vriendinnetjes. En verder: mijn man en ik hebben allebei een christelijke achtergrond. Ik voel me thuis in alle christelijke kerken. Mijn man komt uit een echte dominees­familie. Maar we wilden ook dat onze kinderen kritisch konden zijn als dat nodig was. Dat konden wij als kind niet zomaar.”

Lolo Go, is de naam van uw bureau. Vanwaar deze naam?

„Lolo is Surinaams voor rollen, Go betekent gaan. Letterlijk betekent het: doorzetten, vol­houden. Ik heb voor deze naam gekozen omdat ik lang actief ben geweest als beleidsmedewerker welzijn en educatie bij de provincie Zuid-Holland, later Noord-Holland. Ik heb veel gewerkt met Surinaamse, Antilliaanse en Nederlandse organisaties, waarin mensen bezig waren met hun emancipa­torische ontwikkeling. Mensen versterken in hun doen, denken en handelen, dat is mijn werk.”

Doorzetten: is dat vooral wat de mensen met wie u werkt nodig hebben?

„Ik weet dat het speelt bij veel mensen die uit het buitenland komen en zich in Nederland vestigen. Ik geef het je te doen om een Marokkaans of een Antilliaans jongetje of meisje te zijn en via de media al die negatieve berichten te horen. Berichten waarin Marokkanen of Antillianen bij voorbaat negatief worden getypeerd. Ik geef het je te doen: het is héél moeilijk. De samenleving heeft helaas niet geleerd mensen als mens te behandelen. Dat wil zeggen: aanspreken op gedrág, als dat niet klopt. Maar de méns mag je nooit afschrijven.”

Welke activiteiten ontplooit u?

„Ik geef cursussen in taalvaardigheden en sociale vaardigheden, en cursussen voor bestuurders. Ik schrijf publicaties. De rode draad is steeds: ”empowerment”, het versterken van het denken van mensen, en het omzetten ervan in gedrag. Ik coach ouders die alleen in hun opvoeding staan. Dit jaar help ik zwarte christenen te reflecteren op de nare historie van de slavernij.”

Wat doet u als u iets heel erg tegenzit?

„Ik heb racisme ervaren. Ik heb dierbare naasten verloren – mijn vader en mijn broer die bijna klaar was met zijn medicijnenstudie. Hoe ga je daarmee om? Dan grijp ik terug naar het kostbare goed dat ik heb meegekregen. Ik weet dat ik het alleen niet dragen kan. Dus ik geef mij over, en vraag God om leiding en bescherming. Ik ga terug naar mijn binnenste, en vind daar houvast en kracht. En ik denk aan hoe mijn ouders en grootouders omgingen met tegenslagen. Er is nog iets heel groots wat mij daarbij steunt, en dat zijn de mensen in mijn omgeving: familie, vrienden, kennissen. Die praten met je, beuren je op.”

Hoe ervaart u kracht van God daarin?

„Ik woonde al in Nederland, maar toen we in onze eerste vakantie –we hadden toen één kind– naar Suriname gingen, heb ik daar belijdenis gedaan in de Evangelische Broedergemeente bij de bekende dominee Polanen. Mijn belijdenistekst –ik ben vergeten waar het staat– zegt: Wees moedig en sterk. Die tekst is mijn richtlijn in het leven.”

Een mooie ervaring als trainer?

„Iets wat mij de laatste vijf jaar erg geraakt heeft, is een training die ik in 2011 met een collega gaf voor het algemeen maatschappelijk werk in Rotterdam. Het project was gericht op mannen in een sociaal isolement. Het merendeel van de cursisten bestond uit blanke, Nederlandse mannen. Ze hadden hun baan verloren, gingen aan de coke of alcohol, ze waren gescheiden, of mochten geen contact hebben met hun kinderen. Er waren mannen bij die goede banen hadden gehad. Een had een eigen lood­gietersbedrijf gehad, een ander was dertig jaar vracht­wagenchauffeur geweest op de route Rotterdam-Parijs, weer een ander was proces­operator bij Shell geweest. Ik had veel gewerkt met vrouwen en gemengde groepen, maar nog nooit met alleen mannen. Het is voor mij een prachtig project geweest. Weet je wat er gebeurt als zo’n groep mannen ontdekt: er is iets niet goed in mijn leven, maar ik kan dat probleem te lijf? Dan zie je diezelfde tranen die bij vrouwen komen. Elk mens wil meetellen. Elk mens wil voelen dat-ie belangrijk is. Dat project heeft mij veel nieuwe inzichten gegeven.”

Stel dat ik u een prent laat zien waar geketende slaven op staan. Wat voelt u dan?

„Ik werk zelf veel met prenten. Ik laat mensen de schilderijen en tekeningen van vroeger lezen. Wat doet het met mij? Het doet pijn. Ik voel dezelfde verontwaarding als wanneer ik kijk naar de bombardementen in Syrië, waar kinderen en moeders als beesten worden afgemaakt. Hoe kun je zeggen dat je christen bent, dat je gelovig bent, dat je méns bent – terwijl je andere mensen zó behandelt? Ik lees nog steeds over de slavernij. Dan krijg je stukje bij beetje inzicht waarom het zo gegaan is. Ik leer hoe het Nederlandse volk van toen voor de gek gehouden is door de handelaren. Ze hebben het christendom misbruikt met een verhaal over Cham, de zwarte broeder die vervloekt was. Maar ook: wat mijn voorouders hebben verteld, was maar een klein beetje van het verhaal. Ze hebben niet veel gezegd over al die verkrachtingen, dat misbruik van kinderen, het afmaken van ouderen als de dorpen werden overvallen. Dat lees ik in die prenten.”

U ontdekt nog steeds nieuwe informatie…

„Er zijn nachten geweest waarin ik niet heb kunnen slapen. Tegelijk moet ik deze geschiedenis ook overdragen aan anderen. En ik wil niet dat mensen een hekel krijgen aan witte mensen. Ik ben zelf geen slaaf geweest, en de witte mensen van nu zijn ook geen dader geweest. Maar we ervaren in onze omgang met elkaar nog wel de effecten van de slavernij.”

Op welke manier?

„Er is in ons een soort stemmetje dat waarschuwt: wees voorzichtig. Denk om wat je zegt en wat je doet. Er zijn ook mensen die deze geschiedenis ontkennen, omdat ze te veel pijn doet. En er zijn mensen die deze geschiedenis niet hebben meegekregen. Ik heb sessies met jonge mensen gehad die zeiden: Ja, maar die slaven moesten toch alleen maar werken voor een klein beetje geld? Ze wisten totaal niet waar het over ging. Mensen die het wél weten en eerlijk zijn, geven het aan: ze gedragen zich anders als er witte mensen in de buurt zijn. Ze gaan anders praten, of zeggen niet alles. Maar er zijn ook mensen die nu al gewoon zichzelf zijn. Met het leerproces dat ik achter de rug heb, probeer ik mezelf te zijn, overal waar ik kom.”

En lukt u dat?

„Weet u wanneer dat stemmetje weer klinkt? Als ik racistisch word bejegend. Dan is het er diréct. Maar niet elk misverstand met een witte persoon heeft met racisme te maken, heb ik van mijn kinderen geleerd. Ze zeggen: Mama, je moet afstrepen. Is het dit? Is het dat? Is het dat? Nee? Hé, dan is het dit!”

Op 1 juli zal de afschaffing van de slavernij worden herdacht. Wat betekent dit moment voor u?

„Voor mij persoonlijk komen we in een fase van opruimen en schoonmaken. Ik zou het winst vinden als ook autochtone Neder­landers zeggen: Hé, maar dat willen wij ook weten! Wat is er voor ons verzwegen? Wat kunnen we ervan leren? De wereld moet echt opruiming houden.”

www.lologo.nl


Levensloop Mildred Uda-Lede

Mildred Uda-Lede werd in 1949 geboren in Suri­name. Ze haalde haar hoofdakte voor de pabo in 1972, waarna ze naar Neder­land ging.

In Groningen deed ze de docentenopleiding Nederlandse taal- en letterkunde. Met haar bureau Lolo Go begeleidt ze vrouwen en werknemers met een niet-westerse achter­grond.

Dezer dagen verschijnt haar jeugdboek ”De Bondruvogel en de oude laars”. Mildred Uda-Lede woont in Rotterdam en is lid van de Evangelische Broedergemeente. Ze is getrouwd met Rudy Uda en heeft vier kinderen.


Serie Vrij van slavernij

Op 1 juli is het 150 jaar geleden dat de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen werd afgeschaft. In een zevendelige serie aandacht voor dit feit. Dit is deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer