Voor de kleinen
Mattheüs 12:31
„Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden; maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden.”
De kleintjes in Christus die tot de kerk behoren, bezitten die Geest dus, hoewel ze nog ongeestelijk en zondig zijn en niet in staat om te aanvaarden, met andere woorden: te begrijpen en te weten wat ze bezitten. Want hoe zouden ze kleintjes in Christus kunnen zijn, als ze niet waren herboren uit de Heilige Geest?
U hoeft er ook niet vreemd van op te kijken als iemand zich niet bewust is van wat hij bezit. Wie toch kan mij snel een wetenschappelijk verantwoorde definitie van de ziel geven? En wie heeft er nu geen ziel? Om ons ervan te verzekeren dat de kleintjes in Christus, die niet verstandelijk begrijpen wat van de Geest van God komt, de Geest van God wel bezitten, moeten we de scherpe woorden die Paulus de kleintjes toebijt, eens goed tot ons laten doordringen: „Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?”( 1 Korinthe 3:16)
Zoiets zou hij nooit zeggen tegen mensen die zich van de kerk hadden afgescheiden, van wie er wordt gezegd dat ze de Geest niet bezitten. Van mensen die zich alleen maar in naam en met een onoprecht hart onder de schapen van Christus mengen, mogen we niet zeggen dat ze tot de kerk, tot die gemeenschap van Geest behoren. De Heilige Geest Die wijsheid leert, is afkerig van onoprechtheid.
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preken over teksten uit het evangelie volgens Mattheüs”, 417)