Opinie

Subsidies

Het betalen van belasting is voor de meeste mensen geen zaak van grote vreugde. De meest positieve karakterisering van de fiscus is die van het noodzakelijk kwaad.

Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten
31 October 2003 18:45Gewijzigd op 14 November 2020 00:41

Je kunt nu eenmaal niet onder belastingen uit, maar ieder burger stelt er zijn eer in het bedrag dat hij aan belastingen afdraagt tot het absolute minimum te beperken. Het besef dat belastingen een kwaad zijn, maar wel een noodzakelijk kwaad, hangt samen met het gegeven dat de overheid nu eenmaal belastinggeld nodig heeft om allerlei nuttige voorzieningen te realiseren en te onderhouden. Te denken valt dan aan zaken zoals het wegenstelsel, het onderwijs, politie en justitie, de sociale zekerheid en het natuurbehoud. Naast het onderhouden van belangrijke algemene voorzieningen besteedt de overheid echter ook een fors deel van haar belastinginkomsten aan subsidies. Die middelen vormen in feite de speeltjes van de politici, omdat hier de keuze van de bestemmingen veel vrijer is en in feite wordt bepaald door politieke voorkeuren. En omdat politieke voorkeuren beïnvloedbaar zijn, hebben vele maatschappelijke instanties het lobbyen in Den Haag tot een ware kunst verheven.

Subsidies zijn er in vele soorten en maten. Zo subsidieert de overheid soms bedrijven en bedrijfstakken die zelf het hoofd niet langer boven water kunnen houden. De grote subsidies die in de tweede helft van de vorige eeuw in de scheepsbouw zijn gestoken, zijn daarvan een (afschrikwekkend) voorbeeld. Zo zien we vandaag de dag ook het maatschappelijk draagvlak voor landbouwsubsidies afnemen. De redenering daarbij is dat we er niet goed aan doen bedrijfseconomische activiteiten voort te zetten als ze zich op den duur toch niet zelf kunnen bedruipen. Naast de bedrijfseconomische subsidies kent de overheid ook vele subsidies die ten doel hebben het gedrag van de burgers te beïnvloeden in een door de overheid gewenste richting. Voorbeelden hiervan zijn de subsidies aan kindercrèches omdat de overheid graag meer vrouwen tot de arbeidsmarkt ziet toetreden. Ook de subsidies op energiebesparende investeringen vallen in de categorie van gedragsbeïnvloeding. In de derde plaats kennen we de subsidies die betrekking hebben op activiteiten die in feite in het particuliere domein thuishoren, maar waarvoor de overheid via een geldelijke ondersteuning haar waardering wil laten blijken. De meest uiteenlopende bestemmingen komt men in deze categorie tegen: van kerkelijk jeugdwerk tot voetbal en van filmsubsidies tot de sjoelbond.

Het kabinet heeft in de begroting 2004 aangekondigd het mes flink in de subsidieregelingen te gaan zetten. Dat lijkt mij een goede zaak om meer dan één reden. In de eerste plaats kunnen subsidieregelingen gemakkelijk corrumperend werken. Wanneer politici door belangengroeperingen worden benaderd met het oog op de toekenning van subsidies, dan bestaat het gevaar dat ze ter wille van hun eigen populariteit op dergelijke verzoeken ingaan. Vooral tegen de tijd dat nieuwe verkiezingen in aantocht zijn, blijkt de vrijgevigheid van regering en parlement nog al eens toe te nemen. Ook aan de kant van de ontvangers ligt het gevaar voor gesjoemel met subsidieregelingen heel snel op de loer. Zo betaalde de overheid de afgelopen jaren gemiddeld 2,5 miljoen euro mee aan iedere film die in Nederland werd gemaakt en dat bleek over de laatste drie jaar in totaal 15 miljoen euro meer te zijn dan alle in die periode gemaakte films bij elkaar hebben gekost. Daar is bij het aanvragen of het toekennen van de subsidies kennelijk iets niet helemaal goed gegaan. Bovendien brengt het in de lucht houden van allerlei subsidieregelingen veel uitvoeringskosten met zich mee. Met het verdelen van de subsidies en het controleren van de besteding ervan wordt menig ambtenaar van de straat gehouden.

Maar de belangrijkste reden om niet al te zeer te treuren nu de overheid zich als subsidiegever terugtrekt, is dat subsidies uiteindelijk een minder positieve uitwerking hebben dan op het eerste gezicht lijkt. Het subsidiëren van afkalvende bedrijfstakken is op den duur niet vol te houden en hooguit te rechtvaardigen voor een overgangsperiode om de negatieve sociale gevolgen van een noodzakelijke sanering te verzachten. Ook aan het hanteren van gedragsbeïnvloedende subsidies, zoals voor energiebesparing en crèches, blijken nogal wat bezwaren te kleven. Zodra immers de subsidie aanslaat en vele burgers er gebruik van maken en de kosten de pan uitrijzen, dan maakt de overheid binnen de kortste keren terugtrekkende bewegingen, waarmee ze een geur van onbetrouwbaarheid verspreidt. Als de overheid het energiegebruik wil terugdringen dan zou ze beter richtlijnen kunnen uitvaardigen waaraan energieverbruikende apparatuur moet voldoen. En als er zo nodig meer vrouwen in het arbeidsproces zouden moeten participeren, dan kan veel beter de belasting op arbeid worden verlaagd.

Ook de subsidies op allerlei culturele en maatschappelijke activiteiten zouden radicaal kunnen worden teruggebracht. Wie van film of voetbal houdt, mag daar de prijs voor betalen die nodig is om de kosten te dekken. Maar moeten we dan misschien voor het kerkelijk jongerenwerk -dat alle lezers van het Reformatorisch Dagblad vanzelfsprekend na aan het hart ligt- een uitzondering maken? Ik denk het niet. Kerkelijk jongerenwerk kan juist door overheidssubsidies wegraken uit het zicht en de belangstelling van hen die zich er als eersten verantwoordelijk voor zouden moeten voelen. Subsidies kunnen in dat opzicht schade berokkenen die het directe financiële gewin volledig tenietdoen. Het schrappen van vele subsidieregelingen door de overheid kan leiden tot substantiële belastingverlichting die de burger nog beter in staat stelt inhoud te geven aan zijn maatschappelijk en kerkelijk verantwoordelijkheidsbesef.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer