Kerk & religie

Ds. Wildeboer was fervent tegenstander van de Afscheiding

Op het predikantenbord van de hervormde gemeente Benthuizen staan drie namen waar het woord ”boer” in voorkomt: ds. J. Boer (1985-1993), ds. L. G. C. Ledeboer (1838-1840) en ds. H. Wildeboer (1883-1887).

ds. M. van Kooten
18 June 2013 07:49Gewijzigd op 15 November 2020 04:13

Hendrik Wildeboer was een oom van de bekende Corrie ten Boom. Zijn vrouw, Jans Wildeboer-Luitingh, was een zus van Corries moeder. Na het overlijden van haar man kwam zij in te wonen bij de familie Ten Boom in de Barteljorisstraat 19 te Haarlem. Ze deed evangelisatiewerk en schreef enkele kinderboeken, waaronder ”Jongensstrijd”, later herschreven door Lena Visser-Oskam.

Ds. Wildeboer is vooral bekend geworden om zijn uitingen over zijn illustere voorganger ds. L. G. C. Ledeboer. Ds. Wildeboer, die een fervent tegenstander was van Afscheiding en Doleantie, schreef in het Doleantiejaar 1886 een brochure over het kerkelijk conflict te Leiderdorp. Een citaat daaruit: „In mijn eigen gemeente dreef voor jaren geleden de nu reeds ontslapen ds. Ledeboer ook eenige meeningen op de spits en verliet de kerk, die hij toch liefhad, om buiten haar eene gemeente te stichten. Dit gelukte hem. En wat is het gevolg geweest? Ds. Ledeboer erkende kort voor zijn dood zijne dwaling; maar het kwaad kon niet meer worden hersteld.”

Het regende protesten tegen dit schrijven. In een ingezonden artikel in de Heraut van november 1886, gericht aan het adres van Abraham Kuyper, verklaarde Wildeboer zich nader: „Ziehier wat daaromtrent een oude van dagen (lid mijner gemeente) getuigt in een verklaring, die ik letterlijk laat volgen, met verzwijging van zijn naam, hoewel, zoo gij dit verlangt, ik u zijn handschrift kan toonen. De ondergetekende W. v.d. H., oud 80 jaren, verklaart als nog levende getuige van de afscheiding bewerkt door wijlen ds. Ledeboer, dat Z. W. Ew. meermalen met hem gesproken heeft over den ingezonken toestand der gemeente, en dat Z. W. Ew. bij gelegenheid van een zijner bezoeken te zijnen huize, hem gezegd heeft, toen hij tot ds. Ledeboer zeide: „Dominee in de kerk hebt gij zegen gehad op uw werk, maar nu zien wij er niets van…” „Ja, v.d. H., ja, v.d. H., ik ben het kwijt, kwijt man, ik ben het kwijt, ik heb het vleesch tot mijn arm gesteld.””

Hoe wetenswaardig Wildeboers opmerkingen ook waren, wezenlijker is wat van zijn geestelijk leven bekend is. Ontroerend is het om te lezen wat zijn vrouw schreef over Wildeboers sterfbed in een ”ter gedachtenis” in november 1894. Haar schrijven gaat vooraf aan een zestal leerredenen, uitgesproken in de Laurens-, Noorder- en Westerkerk te Rotterdam, waar hij predikant was van 6 november 1892 tot 6 oktober 1894.

Toen familielieden en vrienden op Wildeboers verzoek aan zijn ziek- en sterfbed zongen: „Gij toch, Gij zijt hun roem de kracht van hunne kracht”, riep hij uit: „O, die psalm zal in de hemel voor mij mijn lievelingspsalm zijn.” Waarop hij zich plotseling bezon en eraan toevoegde: „En toch – daar is de strijd geëindigd, daar is alle leed voorbij. Wij zullen daar toch niet kunnen zingen: „Want God is ons ten schild in het strijdperk van dit leven?” Daar herinnerde hij zich opeens welk een heerlijk gezelschap reeds is vooruitgegaan, en met stralende blik zei hij: „’t Zal toch in orde zijn; David, Da Costa of Ten Kate zullen die regel best veranderd hebben.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer