Bernkastel verliest niet snel zijn charme
Een twintigtal traptreden -of wat daarvoor door moet gaan- en de nietsvermoedende wandelaar staat plotseling niet meer in het drukke centrum van het Moezelstadje Bernkastel, maar tussen lichtgroen gekleurde wijnranken. Toerisme, wijn en historie gaan hand in hand in dit populaire stukje van Duitsland, dat ook na verschillende bezoeken weinig van zijn charme en aantrekkingskracht zal verliezen.
Bernkastel-Kues, zo heet het stadje met ongeveer 8000 inwoners officieel. De veelbezongen Moezel splitst de plaats -tussen Trier en Koblenz- in tweeën. De zuidoever oefent de meeste aantrekkingskracht uit. Dat begint direct al op het middeleeuwse marktplein met zijn 400 jaar oude vakwerkhuizen, de St-Michaelsfontein uit 1606 en het renaissancegemeentehuis uit 1608.
Het was de Trierse aartsbisschop Boemund I die Bernkastel in 1291 stadsrechten bezorgde. Beeldhouwer R. H. Hoffmann gaf het gemeentehuis enkele eeuwen later zijn huidige voorgevel. Opvallend detail is de erker, die op een basaltzuil rust. De muur van de linkerhoekpijler van het gebouw diende als schandpaal. De kettingen en handboeien waarmee misdadigers te kijk werden gezet, hangen er nog altijd.
Joods gebedshuis
Een tocht door de -soms bijzonder smalle- straatjes versterkt het historische gevoel. Tal van kunstig geschilderde spreuken op muren en gevels trekken de aandacht. De meeste teksten verhalen over de wijncultuur, waarbij hier en daar best vraagtekens mogen worden gezet bij de inhoud. God schiep de druiven, inderdaad. Maar dat Hij ook „de nodige dorst” gaf die met wijn kan worden gelest, is nogal ongepast.
Een steegje met de veelbelovende naam ”Naar de oude synagoge” blijkt niet uit te komen bij een Joods gebedshuis, maar voert via schots en scheef liggende traptreden rechtstreeks naar de zuidelijke wijnhellingen van Bernkastel. In minder dan een paar minuten heeft de wandelaar een groots uitzicht over de stad, tussen de talloze rijen wijnranken door. Nog verder in de diepte slingert de Moezel.
Maar hoe zit het met die synagoge? Wijnboer A. Ebert weet het antwoord. De deur van zijn wijnbedrijf komt uit op het steegje en staat open. „Dit was heel vroeger de synagoge. Ruim voor de Tweede Wereldoorlog werden de Joden hier al verdreven. Hun kerk is nooit weer in gebruik genomen.” Althans, niet als synagoge. Ebert perst er nu druiven uit. Het sap wordt verwerkt tot wijn. „Wilt u wat proeven?” Puur druivensap smaakt veel sterker dan het sap dat uit pakken komt, maar is wel bijzonder lekker.
Kleine trekkertjes
De oogst is in volle gang in Bernkastel, en eigenlijk langs de hele Moezel. Druivenplukkers scheuren ’s ochtends vroeg al met hun kleine trekkertjes de hellingen op. Wie aan de zuidkant van de rivier staat en over het water heenkijkt, ziet een zee van wijnranken. „De pluk duurt nog tot half november”, schat Ebert in. „We hebben, voor zover ik weet, nog nooit zo’n goed jaar gehad.”
Zelfs de droogte die Europa teisterde, had nauwelijks invloed op de steile leisteenpercelen rond Bernkastel. „De structuur van de grond maakt het mogelijk dat de wortels van de wijnranken soms wel 20 meter diep kunnen groeien. Daar is altijd water te vinden.”
De resultaten mogen er zijn, jaar op jaar. De rieslingwijn uit het Moezelgebied heeft een naam. Wie de proef op de som wil nemen, is in de historische gewelfkelders van het St.-Nikolaus-hospitaal aan het goede adres. Hier bevindt zich de zogenoemde Vinotheek, met meer dan 130 wijnen -„vloeibare schatten” noemen de Duitsers het zelf- uit de streken van de Moezel, de Saar en de Ruwer. Er zijn verschillende kwaliteitsklassen: Qualitätswein, Hochgewächs, Kabinett, Spät- en Auslesen, Beeren- en Trockenbeerenauslesen en Eiswein, zo leren de bordjes in de Vinotheek. In het Moezelwijnmuseum is een verzameling gereedschappen uitgestald waarmee de wijnbouwer zijn ambacht uitoefent.
Ruïne
Te veel wijn proeven kan een voettocht naar de burcht Landshut problematisch maken. De weg ernaartoe is namelijk bijzonder steil. Een tochtje is echter wel de moeite waard. Niet dat het kasteel nog zo veel voorstelt: er staat slechts een ruïne. Aartsbisschop Heinrich von Vinstingen en zijn opvolger Boemond staan te boek als de bouwers van de burcht, rond 1277. In de 14e en 15e eeuw waren de bisschoppen van Trier vaak te gast op het kasteel en namen daar belangrijke beslissingen, zo leert een informatiegidsje.
Op 8 januari 1692 ging Landshut echter in vlammen op. Van een complete herbouw is nooit sprake geweest. Toeristen kunnen wel de toren beklimmen, om daar te genieten van het uitzicht over het Moezeldal. Wie trouwens wél veel wijn wil proeven en tóch naar de burcht wil, of gewoon slecht ter been is: er rijdt ook een soort treintje, de ”Burg Landshut-Express”. Wel zo gemakkelijk in die gevallen.
Voor meer informatie: www.bernkastel.de of www.duitsverkeersbureau.nl, of tel. 020 3113922.