Serge Brammertz (Joegoslaviëtribunaal): aanklager met rechtvaardigheidsgevoel
De hoofdaanklager van het Joegoslaviëtribunaal, Serge Brammertz, vindt zichzelf niet zo belangrijk. Met het internationaal recht kiest hij de kant van de slachtoffers. „Sommige uitspraken van het tribunaal botsen met mijn rechtvaardigheidsgevoel.”
Brammertz las onlangs in deze krant een interview met zijn voorganger, Carla Del Ponte. Hij moet glimlachen. „Ze blijft altijd nog dezelfde.”
In haar boek spreekt ze van een ”muro di gomma”, een rubberen muur die gezagdragers optrekken om haar aan het lijntje te houden. Herkent u dat?
„Uhm, ja, ik weet niet precies wat deze uitdrukking in het Italiaans betekent. Maar zij bedoelt waarschijnlijk dat het heel moeilijk was om de internationale gemeenschap te blijven interesseren voor de jacht op Karadzic en Mladic. Voordat deze twee verdachten waren gearresteerd, was ik ook 30 tot 40 procent van mijn tijd bezig om regeringen aan te moedigen druk op Servië en Kroatië te blijven uitoefenen. Daar moesten we wel voor vechten.”
Del Ponte bedoelt dat ze met een vriendelijk gezicht werd misleid.
„Dat geldt misschien wel voor de hele diplomatieke en politieke wereld. Ik moet zeggen dat wij in ons werk volledig onafhankelijk zijn. Er is nooit druk op ons om een aanklacht uit te brengen of om er een te laten vallen. Maar of we bij de opsporing ook altijd medewerking van regeringen hebben, is een andere vraag.
Ik moet zeggen dat Nederland hierin altijd een bijzonder positieve rol heeft vervuld. Tijdens de onderhandelingen met Servië ontstond er in de Europese Unie een sfeer om dit land toe te laten zonder dat Karadzic en Mladic waren gearresteerd. Nederland heeft dit echter steeds geblokkeerd. En uiteindelijk met succes.”
Trots wijst de aanklager op de foto waarop hij staat met de verse Nederlandse koning Willem-Alexander. Na afloop van de viering van het twintigjarig bestaan van het tribunaal eind vorige maand bleef de vorst nog even een glaasje drinken. Tijdens een toespraakje had Brammertz zelf gewezen op een oranje streepje in zijn das, om speciaal Nederland te danken voor de steun aan het tribunaal.
Brammertz behoort tot de Duitstalige gemeenschap van België. Hij leerde ook de beide andere talen van het land; Frans en Nederlands. Met zijn vrijwel perfecte Vlaams redt hij zich prima in Den Haag.
Jarenlang werkte hij in België als procureur (officier van justitie). Nu doet hij hetzelfde werk in internationaal verband, maar het verschil is groot, zegt hij. „Ik ben meer afhankelijk van de machtspolitiek. Dat heeft invloed op je werk.”
Wat zijn de grootste verschillen?
„Een nationale aanklager is 80 procent van zijn tijd bezig met zijn kerntaken. Bij een misdrijf is hij onmiddellijk ter plekke. Hij werkt binnen een duidelijk wettelijk kader. En hij heeft automatisch de steun van de politiek en de publieke opinie. Bij ons is dat allemaal afwezig.
Neem Srebrenica. Daar werd in 1995 de grootste massamoord na de Tweede Wereldoorlog gepleegd. Ons tribunaal bestond toen al twee jaar, maar toch duurde het tot 1996 voordat wij ter plekke onderzoek konden doen. Diverse massagraven waren toen al weer opgegraven en verdeeld. Dat alles had te maken met het gebrek aan politieke steun. Het publiek zag de mensen die wij zochten nog als helden.”
Inmiddels werkt het tribunaal toe naar een afronding. Kan een ambitieus mens hier nog iets bereiken?
„Het is eigenaardige dat iedereen al spreekt over een leven na het tribunaal. Terwijl wij hier nu juist bezig zijn met de twee belangrijkste processen van dit hof, namelijk tegen Karadzic en Mladic.
Wij zijn dus nog helemaal niet bezig met wat er na het tribunaal komt. Voor Karadzic verwachten we volgend jaar een vonnis. Mladic begint na de zomer met zijn verdediging, en die zaak duurt voorlopig dus nog.”
U beschuldigt Karadzic en Mladic van volkerenmoord. In dit misdrijf gaat het om de bedoeling een volk uit te moorden. Valt zo’n bedoeling eigenlijk wel te bewijzen?
„Heel moeilijk, maar er zijn enkele veroordelingen voor genocide in Srebrenica. Ik denk dat het bewijs tegen Mladic en Karadzic op dit punt heel zwaar is. Wij zijn er ook van overtuigd dat die intentie de Bosnische moslims uit te roeien niet alleen in Srebrenica heeft gespeeld, maar ook bij de deportaties en moordpartijen in dorpen in de omgeving. In heel Bosnië –met 100.000 slachtoffers– is genocide gepleegd.
De media beschrijven genocide vaak als de ”misdaad der misdaden”. Erger dus dan massamoord. Slachtoffers van oorlogsmisdaden hebben weleens het gevoel dat zij minder zware gevallen zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Er zit geen hiërarchie in de misdrijven. Elke moord is verschrikkelijk.”
Maakt het u dan niet uit of Karadzic en Mladic voor genocide worden veroordeeld?
„Nee, zeker wel. Ik denk dat het heel belangrijk is om aan te tonen dat het deze mensen niet alleen te doen was om meer grondgebied te verwerven, maar dat ze ook de politieke intentie hadden in groten getale anderen te vermoorden. Uiteindelijk is het oordeel hierover natuurlijk aan de rechters.”
Milosevic stierf tijdens zijn proces. Ook Mladic is heel zwak. Houdt u er rekening mee dat hij sterft voor er een vonnis is?
„Dat is zeker een risico. Daar ben ik me van bewust. Daarom ook hebben we een poging gedaan om het proces in twee delen te splitsen, over Srebrenica en over Sarajevo. Maar dat wilden de rechters niet.
Toen hebben we besloten de aanklacht te verkorten door de 200 incidenten terug te brengen naar 100. Dat was een heel moeilijke keuze, want de aanklacht moet ook representatief blijven voor de misdaden.
Onze taak is immers breder dan alleen iemand veroordeeld te krijgen. Het gaat er ook om het verhaal vast te leggen. Ik heb slachtofferorganisaties er echt van moeten overtuigen dat die inperking nodig was.
Voor de slachtoffers is het trouwens enorm belangrijk dat Karadzic en Mladic nu hier zitten. Toen zij nog voortvluchtig waren, frustreerde hen dat meer dan hun eigen leed. Karadzic wordt echt gezien als de architect van de etnische zuivering. Zonder deze aanhoudingen was verzoening niet mogelijk.”
Een dag voor het gesprek verleenden de rechters vrijspraak aan twee voormalige leden van de Servische geheime dienst, Stanisic en Simatovic. Zij zouden –namens de president Milosevic– etnische zuiveringen hebben gepleegd in Kroatië en Bosnië.
De vrijspraak van deze twee kwam „helemaal onverwacht, echt een verrassing”, zegt aanklager Brammertz. „We zijn gewoon ontgoocheld.”
Hij pakt twee dikke bundels. „Dit is het vonnis: 892 bladzijden. Die zijn voor het weekend. Daarna beslissen we of we in beroep gaan.”
Recent zijn er meer vrijspraken geweest: de Servische legerleider Perisic, en de Kroatische generaal Gotovina. Frustreert u dat?
„Ik ben daar zeker niet gelukkig me. De rechters stemmen ermee in dat de verdachten de misdrijven inderdaad hebben gesteund. Daarmee is volgens ons de zaak bewezen. Maar de rechters vinden dat ook bewezen moet worden dat zij daar een bedoeling mee hadden. Dat is de nieuwe rechtspraak hier.”
Bedoelt u dat de rechters nu hogere eisen aan de bewijslast stellen dan eerder?
„Daarover gaan de meningen uit elkaar. Wij denken van wel. Door deze accentverschuiving wordt ons werk veel moeilijker.
In de zaak-Haradinaj kon ik trouwens de vrijspraak wel begrijpen. Een belangrijke getuige was niet bereid voor de rechter te bevestigen wat hij ons had gezegd. Zelfs toen hij werd gedwongen te verschijnen, verkoos hij drie maanden de gevangenis in te gaan. Toen kon ik begrijpen dat de rechter de zaak niet bewezen achtte. Maar die andere vrijspraken botsen met mijn rechtvaardigheidsgevoel.”
Uw voorganger Carla Del Ponte vindt dat het tribunaal sowieso te laag straft.
„Tja, dat is moeilijk te zeggen. Er zijn best hoge straffen opgelegd, zoals dertig jaar en levenslang. Maar je wordt wel eens verrast. Ik denk dat de rechters soms een onderscheid willen maken tussen erg en nog erger. Terwijl je op nationaal niveau voor een verkrachting met een moord waarschijnlijk al richting de maximale straf gaat. Maar, voilà, dat is de verantwoordelijkheid van de rechters, hè.”
Als aanklager moet u, na jaren noeste arbeid, de zaak aan de rechter overgeven. Kunt u dat?
„Dat is het systeem dat in alle democratieën bestaat. Maar intellectueel heb je het soms wel moeilijk met bepaalde uitspraken.
Onlangs was hier een groep van slachtoffers en studenten uit Bosnië. Met hen spraken we ook over de zaak-Perisic, die zijn straf van 27 jaar in hoger beroep zag verdwijnen. Voor mensen van buitenaf komt het natuurlijk vreemd over dat de rechters zo verschillend oordelen. Dat lijkt willekeurig. En het valt moeilijk uit te leggen.”
U sprak over uw rechtvaardigheidsgevoel. Waarop is zo’n gevoel gebaseerd?
„Ik zal nooit iemand vervolgen als ik niet persoonlijk overtuigd ben van zijn of haar schuld. Toen ik als procureur in België van hogerhand opdracht kreeg iemand te vervolgen, heb ik weleens vrijspraak geëist.”
Speelt ook uw mensvisie daarin mee?
„Ik probeer de zaken altijd vanuit de beklaagde te bekijken. Ik zie de dader niet per se als monster. Ik heb altijd de houding gehad dat je serieus naar de verdachte moet kunnen luisteren. Dat is in de praktijk trouwens ook het beste, want als je niet luistert werkt hij ook niet zo gauw mee.”
Zijn het soms wel monsters?
„Tuurlijk wel. Maar ook zij verdienen een eerlijk proces. Velen op de Balkan storen zich eraan dat Karadzic uitgebreid aan het woord komt, en dat dit in hun land op televisie komt. Maar een beklaagde moet wel de kans krijgen zijn verhaal te vertellen.”
De Heidelbergse Catechismus zegt dat de mens is „geneigd tot alle kwaad.”
„Voor bepaalde mensen geldt dat zeker zo. Maar voor veel mensen zie je dit pas in een tijd van crisis, als alles onzeker is en de sociale controle wegvalt.
Zo werkte dat in het voormalige Joegoslavië. Stanisic en Simatovic werkten met paramilitairen die zij wierven onder criminelen.
Geloof ik nu nog in de mensheid? Ik vind de getuigen en slachtoffers veel indrukwekkender dan de daders. Bovendien is dat soort mensen in de meerderheid.
Heel veel daders zouden in een ander leger of een andere maatschappij met meer orde nooit een monster zijn geworden. Maar de gelegenheid maakt de dief.”
Bij uw aantreden in 2008 hebt u wat interviews gegeven, maar daarna nauwelijks meer. Houdt u er niet van in de schijnwerpers te staan?
„Waarom zou ik? In 2008 zat ik nog volop in de moeilijkheden met Servië om Mladic en Karadzic op te sporen. Daar gebruikte ik mijn energie voor. Ik besteed mijn tijd aan mijn kerntaken. En die liggen op het vlak van het internationaal recht.”
Wat gaat u doen als het tribunaal zijn deuren heeft gesloten?
„De komende twee tot drie jaar ben ik nog voor het tribunaal bezig. Daarna hoop ik nog een interessante functie te kunnen vervullen, maar daarvoor heb ik geen plannen.
Ik ben daar ook niet zo mee bezig. Maar ik vind het wel interessant om bezig te blijven op het kruispunt van internationaal recht, politiek en diplomatie. De politiek en de diplomatie zelf trekken me trouwens niet. Ik blijf het liefst in mijn eigen domein.”
Levensloop dr. Serge Brammertz
Dr. S. Brammertz werd in 1962 geboren in Eupen. Hij studeerde aan de universiteiten in Leuven, Luik en promoveerde in het Duitse Freiburg.
Hij begon als advocaat in Verviers, maar werd in 1989 procureur des Konings (officier van justitie) in Eupen.
In 2003 werd hij benoemd als plaatsvervangend aanklager voor het Internationaal Strafhof (ICC). In 2006-2007 leidde hij het VN-onderzoek naar de moord op de Libanese premier Hariri. Begin 2008 trad hij aan als aanklager bij het Joegoslaviëtribunaal.
Brammertz stamt uit de Duitstalige gemeenschap van België.