Gouden tijden
Het zijn gouden tijden voor christenen. De opstekende seculiere storm biedt talloze kansen om te tonen waar wij voor staan. Christenen kunnen geen trouwambtenaar meer zijn. Het christelijk onderwijs wordt afgeknepen. Het leerlingenvervoer staat op de helling. Christelijke artsen worden in een hoek gedreven. Toch worden we niet boos en slaan we niet terug. Wij bidden voor degenen die ons pesten. Wij hebben lief die ons willen marginaliseren. Christenen tonen dat ze niet willen afstoten, maar omarmen.
Veel voorrechten uit een christelijk verleden worden afgepakt. Het doet pijn, maar toch raakt het ons niet echt. Wij hebben immers een schat in de hemel. Aan aardse voorrechten halen wij ons hart niet op.
Bovendien: Christus regeert, al is het onder de schijn van het tegendeel. Al wordt ons alles afgenomen, niemand is rijker dan wij. Daarom stralen christenen een vreugde uit die voor niemand onopgemerkt kan blijven.
De overheid trekt haar handen af van allerlei zorgtaken. Veel kwetsbaren, ouderen en zieken komen in de knel. Zij kunnen maar al te vaak niet meer terugvallen op familie of een zorgzame buurt. Onze gezindte kent nog wel stevige kerkelijke en sociale verbanden. De mogelijkheden groeien om goed te doen aan allen. Wat een gelegenheid om de gezindheid van Christus handen en voeten te geven.
Het kabinet wil de overheidssubsidie voor godsdienstonderwijs op openbare scholen beëindigen. Geen probleem. Ik weet zeker dat talloze kerkenraden al vergaderd hebben over de vraag hoe zij mensen kunnen leveren om gratis godsdienstonderwijs te geven. We hoeven niet naar Malawi om het christelijk geloof door te geven. We kunnen gewoon naar de school op de hoek. De velden zijn wit om te oogsten.
Overal om ons heen is oneerlijkheid, bedrog en fraude. In de zorg, in de sport, in de bankenwereld, op het werk en in de politiek. Wie kun je nog vertrouwen? Christenen vallen op. Mensen uit één stuk. Ze zoeken niet hun eigen voordeel, maar dat van een ander.
Er is meer. Mensen geloven tegenwoordig in alles en in niets. Dit brengt een zekere onbevangenheid ten opzichte van het christelijk geloof met zich mee. Als in een Kamerdebat een Bijbelvers wordt geciteerd, wendt men niet meer geïrriteerd het hoofd af, maar spitst nieuwsgierig de oren. Met enige creativiteit kan soms indringend iets worden doorgegeven vanuit Gods Woord. Getuigen is minder moeilijk dan vroeger.
Verder biedt de huidige crisissfeer gouden kansen. Veel mensen zijn onzeker over de toekomst. Hun spaartegoeden verkruimelen. De zorg verschraalt. Europa wankelt. Hun buurt verkleurt. Verloedering en gebrek aan respect baren zorgen. Niets is meer zeker. Wat maken christenen dan indruk. Zij laten zien dat er voor de christen rust, vrede en uitkomst is, ook wanneer de wereld in een soort van wanhoopstemming verkeert. Als dat geen getuigenis is!
Daarnaast worden christenen steeds vaker rechtstreeks bevraagd. Hoe denken jullie echt over homo’s? Hoe loyaal zijn jullie aan de Nederlandse wetten? Waarom mag ik niet zelf beslissen over het einde van mijn leven als ik sterf van de pijn? Geen gemakkelijke vragen, maar wel openingen om het over de Heere God te hebben.
In onze samenleving draait alles om het eigen ik. Als je echtgenote haar aantrekkingskracht verliest, ga je naar een second love. Een christenman blijft trouw, zelfs in de meest ontluisterende omstandigheden. Verbazend!
Voor onze medelanders is het hier en nu bepalend. Je leeft maar één keer. Voor een christen is het aardse leven niet meer dan de omslag en titelpagina. Christenen zien reikhalzend uit „naar hoofdstuk Eén van het Grote Verhaal dat niemand op aarde nog gelezen heeft, dat voor eeuwig door blijft gaan en waarin ieder hoofdstuk nog mooier is dan het vorige” (C. S. Lewis). Dit verlangen kan niet verborgen blijven.
Wat een openingen voor verbreiding van het christelijk geloof! Er komt geen betere tijd. Als het niet lukt, hapert het niet aan de tijd, maar hapert het aan onszelf.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.