Kale kalkoen
Het zal wel niet echt gebeurd zijn, maar het verhaal is er niet minder om. Een man slacht een kalkoen, zet hem in de oven die hij vergeet aan te zetten. Hij trekt zich terug achter zijn krant bij zijn echtgenote in de woonkamer. Plotseling worden beiden opgeschrikt door een luidruchtig en aanhoudend kloppen. De vrouw –net verdiept in een griezelpassage van misschien wel een reformatorische thriller– denkt aan een geestverschijning en valt van schrik flauw. Na eerst háár te hebben opgericht gaat de man op onderzoek uit. Het kloppen komt uit de oven. Behoedzaam opent hij het deurtje en staat dan oog in oog met de bibberende kalkoen. „Of m’n veren terug, of die oven aan”, krijst het dier.
Een grappig verhaal, maar wel een met een leerzame inhoud. Gaat het niet over ons? Kaalgeplukte kalkoenen die in hun ondraaglijke naaktheid roepen: „M’n veren terug of…”? Denk aan de vechtende echtgenoten die hun kinderen ‘misbruiken’ om eigen eisen kracht bij te zetten. Denk aan de voortdurende onrust in islamitische landen waar kalkoenen als kemphanen tegenover elkaar en de overheid staan. Waar vuur het zelfs wint van pek en veren. Denk aan de Europese crisis die bestreden wordt door de belastingbetaler steeds meer veren uit te trekken. En wie geen veren meer heeft heet kansloos.
„Onze veren terug of…”, schreeuwen de Tibetanen. Zelfverbrandingen zijn er inmiddels een bekende verzetsdaad tegen de Chinese overheersing.
In Zweden, de Parijse banlieues en de Londense voorsteden schreeuwt de verpauperde massa niet alleen moord en brand, maar pleegt ook moord en sticht brand. Het multiculturele project is mislukt. Ook in Nederland. Wat we ervan geleerd kunnen hebben is dat culturele, economische en religieuze scheidslijnen breuklijnen worden en voedingsbodem vormen voor veel sociale onrust.
De groeiende kloof tussen rijk en arm, ouderen en jongeren, werkenden en werkzoekenden, kansvollen, kansarmen en kanslozen wreekt zich. Onvrede, woede en die vreemde drang naar (zelf)vernietiging tieren welig. Frustratie, achterdocht, wantrouwen en wanhoop heersen alom. Het vertrouwen in de politiek is verschrompeld. Haar medicijnen werken niet. Ze zijn erger dan de kwalen zelf. De maakbaarheid van een aards paradijs bleek slechts schamele schijn te zijn. Er is weinig voor nodig of de wereld is een brandende oven.
Ons geduld raak op. Dat van God nog niet. Gelukkig maar. Wie om meer verlegen is dan om pauwenveren, andermans veren en veren van kleinzieligheid zou het eens echt hogerop moeten zoeken. Maar dan niet dreigend en dwingend.