In Amsterdam is fietser de koning van de weg
AMSTERDAM. Iedere Nederlander vindt het de normaalste zaak van de wereld dat er overal in zijn land fietspaden zijn aangelegd. En dat in Amsterdam een fietspad door het Rijksmuseum loopt, is voor hem vanzelfsprekend. Maar zo normaal is dat allemaal niet, vertelt Amerikaan Pete Jordan in ”De fietsrepubliek”.
Wanneer Jordan in 2002 voor de eerste keer in Amsterdam loopt, wordt hij direct door een fietser aangereden. Hij raakt gefascineerd door de eindeloze stoet tweewielers in de stad, neemt vervolgens een duik in de geschiedenis van de fietscultuur in Nederland en schrijft er een boek over. Het resultaat is ”De fietsrepubliek”, een onderhoudend werk dat hier en daar door wat al te los taalgebruik wordt ontsierd.
Jordan verweeft de geschiedenis van het fietsen met zijn eigen ervaringen als groentje in het drukke fietsverkeer. Zijn Amerikaanse fietservaring brengt Jordan met zich mee, maar die stelt niet veel voor, is al snel zijn ondervinding. Indrukwekkend vindt hij het aantal kinderen dat op de fiets wordt meegetroond. „Velen zaten achter hun ouders op zitjes, van het type dat ik ook in Amerika wel had zien gebruiken. Andere kinderen reden mee in grote houten kisten op verlengde fietsen, die ik in Amerika nooit eerder had gezien.”
Jordan tekent hierbij aan dat Amerikanen voor hem ook onder de indruk waren van de drukte veroorzaakt door fietsers. In 1950 verschijnt in de VS een reisgids waarin wordt geadviseerd in Nederland „recht over te steken.” „Wanneer u in Holland op straat loopt of die oversteekt, sta dan nooit plotseling stil en verander nooit abrupt van richting! Deze waarschuwing is van het grootste gewicht, want veronachtzaming ervan kan een ernstige aanvaring met een wielrijder tot gevolg hebben.”
Jordan schaft direct een fiets aan, een tweedehandsje dat hij liefkozend Brownie noemt. Op de vraag van de fietsenhandelaar of hij een extra slot wil, antwoordt Jordan dat er al één op zit. Daarop vraagt de verkoper: „Eentje maar?” Als Jordan aangeeft dat de fiets ’s nachts buiten staat, adviseert de man er nog een slot bij te nemen. „Hij wees me er met klem op dat beide wielen moesten worden vergrendeld en dat het frame moest worden bevestigd aan een vast object.”
Jordan neemt de raad ter harte, maar toch wordt zijn rijwiel gestolen. Het geeft Jordan de gelegenheid om te duiken in de geschiedenis van de fietsendieven of zwijntjesjagers, zoals het Amsterdams bargoens voor fietsendief luidt. „Eigenlijk werd fietsendiefstal in Amsterdam al in 1904 gehekeld als een plaag van de nieuwe moderne eeuw. Begin jaren twintig, toen de stad al werd erkend als fietshoofdstad, nam ook het aantal fietsdiefstallen snel toe, waardoor de stad zich ook de naam van ”fietspikhoofdstad” verwierf.”
Jordan moet stapels tijdschriften en talloze boeken hebben doorgeworsteld. Hij trakteert de lezer onder andere op de fietsbelasting, de snelheidscontrole en Wilhelmina die graag wilde fietsen.
Toen Wilhelmina samen met haar moeder Emma in 1897 op vakantie in Wenen was, raakte het 17-jarige meisje zo gefascineerd door het fietsen dat zij zich een ”voortreffelijk” rijwiel aanschafte en dat naar Nederland liet brengen. Emma vond het maar niets en verbood haar dochter het fietsen onmiddellijk. Wilhelmina legde daarop de zaak voor aan de Raad van State, die Emma in het gelijk stelde. Binnen enkele weken stond het verhaal van de koningin die een fietsverbod had gekregen in de kranten van Australië tot Amerika. Nederlandse dagbladen zwegen in alle toonaarden.
De Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetter die het op de fietsen van de Nederlander heeft gemunt, komen uitgebreid aan bod. Waar de deportatie van de Joden relatief kalm werd opgenomen door veel Amsterdammers, zorgde de inbeslagneming van fietsen voor een grote volkswoede en werd deze maatregel dan ook massaal gesaboteerd.
Natuurlijk ontbreekt de discussie over het fietspad onder het Rijksmuseum niet. Wie denkt dat het debat hierover nieuw is, heeft het mis. Al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw verhit de doorgang gemoederen.
Jordan vindt de onderdoorgang prachtig. Als hij Amerikaanse vrienden te gast heeft, neemt hij hen altijd mee naar het Rijks én het Hugo de Grootplein, waar een rotonde is waar alle fietsers voorrang hebben. „In de VS zijn fietsers tweederangsweggebruikers. Hier in Amsterdam is de fietser eersterangs, de koning van de weg.”
”De fietsrepubliek”, Pete Jordan; uitg. Podium, Amsterdam, 2013; ISBN 9789057595417; 384 blz.; € 19,50.