De smaak van het publiek
Ik koester een diepe argwaan tegen publieksprijzen. Het idee is heel mooi: laat het volk stemmen op het boek, het liedje of de persoon van het jaar, en dan komt vanzelf het beste boek, het ontroerendste liedje of de belangrijkste persoon bovendrijven. Maar het probleem is natuurlijk dat dat per definitie niet gebeurt. Nooit.
De perikelen rond de Publieksprijs voor het Christelijke Boek zijn wat dat betreft veelzeggend. Titels van de meest onverwachte auteurs kunnen op de shortlist terechtkomen: Mattheüs van der Steen naast ds. P. van Ruitenburg, Jan Siebelink naast J. D. Heemskerk, Saskia Schouten naast Gerhard Hormann. Wat je ook van de kwaliteit van de bewuste werkjes vinden kunt, het zijn vaak geen titels die de eeuwen verduren, soms zelfs geen titels waar je spontaan het eerst aan denkt als je het over een christelijke boekenprijs hebt.
Probleem met deze prijs is waarschijnlijk dat er te weinig stemmers zijn en te veel actievoerders. Daardoor krijg je snel dat alle bekenden van een bepaalde auteur opgeroepen worden om vooral op hem of haar te stemmen – en zo’n actie heeft algauw succes. Zo kan het zelfs zomaar gebeuren dat dezelfde schrijver twee keer achter elkaar de prijs wint. Ook al heeft de organisatie dan bepaald dat tegenwoordig alleen de zes bestverkopende titels uit de christelijke boekhandel in aanmerking komen.
Bij grotere publieksverkiezingen met meer stemmers zal zulke scheefgroei minder snel het geval zijn – hoewel, ook bij de NS Publieksprijs gebeurde het een paar jaar geleden dat onverhoopt de Nieuwe Bijbelvertaling als winnaar uit de bus kwam, dankzij een gerichte actie van christelijke zijde. Maar in het algemeen geldt: hoe meer stemmers, hoe betrouwbaarder het resultaat.
Niet dat dán meteen de beste wint, want zodra de stemmers een representatieve afspiegeling van het publiek vormen treedt er een ander mechanisme in werking. Zo’n NS Publieksprijs wordt toch algauw gewonnen door thrillerschrijvers als Esther Verhoef en Simone van der Vlugt, of succesauteurs als Herman Koch en Kluun. Zoals ook de Gouden Televizierring al snel gaat naar voetbal, soap, talentenjacht of Paul de Leeuw.
Een publieksprijs is dus vooral een graadmeter voor populariteit, niet voor kwaliteit. Niet voor niets was er de afgelopen jaren regelmatig gesteggel over de verkiezing van de Dichter des Vaderlands: de stem van het publiek wilde nog weleens tot tegenvallende resultaten leiden. Zodoende is er uiteindelijk een noodmaatregel genomen, die al te grote uitglijders voorkomen moet: een deskundige jury nomineert eerst zes dichters, en daarna pas mag het publiek op een van die zes stemmen.
Je zou zeggen, waarom die betutteling? Laat het mechanisme van de markt gewoon zijn werk doen. Maar kennelijk klopt er iets niet, als Jean Pierre Rawie de Dichter des Vaderlands wordt. Of als Pim Fortuyn wordt uitgeroepen tot grootste Nederlander aller tijden. Of als er een koningslied wordt samengesteld uit een democratisch verzamelde oogst aan losse bijdragen.
Blijkbaar roert zich, onderhuids, het geweten van de samenleving: wie de kwaliteit van cultuur wil afmeten aan de smaak van het publiek, komt bedrogen uit. Wat waar of goed is, wat mooi is, wat duurzaam is – dat alles valt niet te meten via een democratisch proces. Blijkbaar zijn er ergens, onuitgesproken, andere en absolutere normen die de doorslag geven. Althans, voor de kring van kenners.
In alle discussies over elitaire en populistische kunst wordt zodoende nog een laatste restje zichtbaar van het oude, zwaar aangevochten geloof in absolute normen, in waarheid, goedheid en schoonheid, en in autoriteiten die gezaghebbende uitspraken kunnen doen – ook al kan dat niet langer vanuit een ivoren toren, los van de mening van het brede publiek. Het is te hopen dat dat laatste restje geweten opvoeders, juryleden, schoolleiders, journalisten, kerkenraden en predikanten blijft weerhouden om volledig te drijven op de smaak van de massa. Cultuur is nu eenmaal geen politiek.
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl